‘Leuk en interessant natuurlijk, die schematherapie, maar ik ben nu eenmaal geen therapeut met spreekkamer (en tarief!), maar gewoon een maatje in de sfeer van de zelfhulp waarin je elkaar probeert te helpen.’ OK, maar hoe doe je dat?
De basis
De basis is vooral een grondhouding van waaruit je bereid bent een helpende relatie aan te gaan en een dialoog te voeren. Discussie kán hier een klein deel van vormen in de loop van het gesprek, maar is niet de kern en zeker niet de grondhouding.
Zo’n gesprek voer je als persoon met persoon. Dit geldt ook voor een therapeut (groepsleider, pastoraal werker, leerkracht, …). Dus, zeker als maatje, niet als ‘deskundige’ met ‘patiënt met diagnose’.
Over die helpende relatie raadpleegden we al Carl Rogers in de colleges # 23 en 24 – en we bespraken wat niet helpt in college # 25. Wat dan wel helpt, hopen we, probeer ik hieronder in de kern aan te geven. [*]
[* < https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_23.html >
< https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_24.html >
< https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_25.htm >.]
-
Begin met vragen te stellen (dus niet met een mening te geven).
-
Luisteren, luisteren, luisteren, actief en empathisch (meevoelend) en geduldig luisteren.
-
Probeer de ander te begrijpen; hiertoe kun je ook verder doorvragen.
-
Vraag vooral door naar het gevoel. Vraag alleen naar feiten die je nodig hebt om het verhaal te begrijpen. Het maakt immers verschil uit of de jongen of het meisje waar de ander over vertelt vijf of vijftien jaar was of is.
-
Spreek vooral met en over de persoon zelf; vermijd waar mogelijk om over anderen te spreken (‘de media … de minister ... ze …’). Wellicht komen vader, moeder, en andere belangrijke personen in het verhaal voor, maar vraag dan vooral naar het gevoel dat de persoon had en/of heeft bij en over die personen.
-
Laat je begrip en medeleven aan de ander blijken.
-
Wacht nog even (of lang!) met ‘O ja, dat herken ik! In mijn geval …’
-
Vermijd ‘ja maar …’
-
Niet oordelen! Eerder voor zover mogelijk: accepteren.
-
Geen ongevraagde adviezen, misschien later, als er vraag naar is.
-
Vis kernwoorden uit het verhaal van de ander en herhaal die: ‘Ik hoor vooral verdriet / boosheid / frustratie / stress / verlangen / ….’
-
Die kernwoorden kunnen ook metaforen zijn, passende beeldspraak (‘dus op school was je een beetje een schildpad?’)
Vooraf: Γνωθι σεαυτον : Ken uzelve
Deze spreuk stond boven de ingang van de tempel van Delphi, Griekenland, waar een profetes de wil van de goden kon vernemen. Wie de wil van de goden wilde weten, moest eerst zichzelf kennen. Zo ook de ijverige lezer die de medemens wil helpen. Ken uw eigen schema’s, coping stijlen en modi. Ken uw kracht en uw zwakte, ken uw grenzen. <.p>
Geen diagnose maar inschatting of hypothese
Stel geen diagnoses. Zelfs voor professionals geldt: stel geen ongevraagde diagnose, en zo ja, alleen na gedegen onderzoek en met gedegen kennis ervan. Als vanzelf kun je wel een inschatting maken, zonder deze direct te noemen. Iemands coping stijl is vaak wel te herkennen: Overgave, vermijding of overcompensatie – zie college # 31.
(< https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_31.html >)
-
Overgave heeft het voordeel van de zelfacceptatie, maar het nadeel van de passiviteit van de overgave;
-
vermijding betekent heel vaak: vermijding van (bepaalde) gevoelens;
-
iemand met overcompensatie zal vaak ontkennen dat hij/zij welk probleem dan ook heeft.
-
Bedenk bij boosheid: boos zijn mag!
Ook de schema’s en zo ook de modi zijn vaak wel te herkennen. Je hoeft dit niet meteen te zeggen als maatje, je ervan bewust zijn is veelal al genoeg. Besef het als er een kind-modus werkzaam is. Wees je ervan bewust dat de ander in het autistisch spectrum kan zitten en dus een mentale leeftijd kan hebben die jonger is dan de fysieke leeftijd. Ga dan eerst naar het niveau van de ander; accepteer dit, in elk geval vooralsnog.
Zelf gaf ik enkele mensen het boek “Het innerlijke kind – een werkboek” van Cathryn L. Taylor ter lezing. Dit boek begint bij de geboorte en loopt daarna de levensfasen tot 21 jaar langs. Opmerkelijk genoeg stagneerden die mensen in dit boek, en wel precies bij of vlak na de levensfase die ik als hun mentale niveau had ingeschat, althans wat betreft de seksuele ontwikkeling.
Waar vraag je naar? (1) De autobiografie
“De biografie als medicijn” is de titel van een boek van Susanne Kruys. Bedoeld is de autobiografie: het eigen verhaal over het eigen leven.
“De [mens als] persoon schept zich door zijn eigen keuzes en handelingen een eigen biografie, dat is: een eigen verhaal over het eigen leven” schrijf ik in mijn proefschrift.
Hoe dit werkt en hoezeer het geen kwestie is van een lot maar van keuzen, zagen we in een zelfhulpgroep voor mensen met pedofiele gevoelens:
-
Albert vertelt dat hij als 22-jarige bewust niet is gaan werken met kinderen, al had hij een opleiding hiertoe al afgerond. Hij heeft geen spijt van zijn keuze en staat nog steeds achter zijn keuze.
-
Ben heeft op die leeftijd ook besloten niet te gaan werken met kinderen. Hier heeft hij nu wel spijt van: het was een verkeerde keuze, en nu is het te laat.
-
Charly is wel gaan werken met kinderen: hij werd leraar, de leerlingen vonden hem een toffe leraar en hij werd verliefd op leerlingen: “A disaster!” Aan de taal is te lezen dat dit in een ander (conservatief) land gebeurde.
-
Guus Geluk besloot al in zijn tienertijd te gaan werken met kinderen en hier zijn beroep van te maken, annex opleiding: precies het goede besluit, de juiste keuze, gevolgd door een gelukkig leven.
Het is een subjectief verhaal van ervaringen, belevenissen, gevoelens, kantel- en sleutelmomenten, ‘rode draden’ en levensthema’s, die gezamenlijk de opgebouwde identiteit vormden en beschrijven. Het gaat dus niet zozeer om de objectieve feiten, als wel om de subjectieve beleving en interpretatie van de feiten. Je helpt een mens door naar zijn autobiografie te vragen in een biografische dialoog.
“Het werken met beelden en metaforen is kenmerkend voor de biografische dialoog. Daarmee wordt het onzichtbare zichtbaar en betekenisvol. […]
Bij de dialoog gaat het om een grondhouding, het creëren van een … ‘gastvrije ruimte’ waar nieuwe betekenissen kunnen ontstaan. Open ‘zijn’ en oordeelsvrij luisteren zijn hierbij de belangrijkste kwaliteiten.
Het vertrekpunt is altijd de vraag”. (Kruys, blz. 18)
“Ieder mens heeft een persoonlijk verhaal. Wij rijgen onze herinneringen aan elkaar tot een levensverhaal. […] Elk mensenleven is een uniek verhaal. (blz. 47)[…] Een individuele zoektocht om de eigen identiteit op het spoor te komen en te ontwikkelen.” (blz 55)
Kruys verwijst hier (blz 54) ook naar Carl Jung’s belangrijke begrip: het individuatieproces (waarover we in colleges # 18 en 19 al spraken *).
Plechtig gezegd is dit met aandacht luisteren naar het verhaal van de ander “de narratieve methode”, waarover we in college # 27 al spraken*.
[* < https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_18.html >
< https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_19.html >
< https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_27.html >.]
Waar vraag je naar? (2) De hechtingsgeschiedenis
Van cruciaal belang in het levensverhaal is de vroege hechting (of niet-hechting) aan de verzorgende volwassene, meestal de moeder: was deze hechting veilig of onveilig? We bespraken dit al in college # 21. [*]
[* < https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_21.html >]
Het hechtingsproces heeft vergaande invloed op het verdere leven – waarin, terzijde, later ook weer een onthechtingsproces moet plaatsvinden, wil het individuatieproces zich kunnen voortzetten. Kennisnemen van het vroege hechtingsgebeuren kan de persoon zelfinzicht geven en diens gesprekspartner inzicht in en begrip van de persoon met wie hij spreekt. Dit kan de groei van de persoon weer bevorderen.
Er zijn aanwijzingen dat het hebben ervaren van een onveilige hechting kan samengaan met latere pedoseksualiteit. Statistisch onderzoek leidt tot dit vermoeden; inhoudelijk is het vermoeden dat een onveilige hechting in de kindertijd het de persoon later moeilijk maakt om sociale en vooral intieme relaties aan te gaan (lees: met leeftijdgenoten).
Het proefschrift van Lehneke gaat hierover: “De rol van de moeder-zoon symbiose in perversie en zedendelinquentie” (2004). Het blijkt dat ook een te grote en te lange moeder-zoon symbiose later tot dergelijke problemen kan leiden. De aanvankelijke symbiose dient het kind laten groeien als zelfstandig volwassen individu, niet om het kind klein te houden en vast te houden.
Ook het onderzoek van Bogaerts e.a. van 2005 geef hier aanwijzingen voor. Het is sneller te lezen, maar daarom niet eenvoudiger: het is een onderzoek naar samenhangende factoren – zie de lijst met bronnen hierna. Het punt is, ten kortste samengevat, dat de factor ‘persoonlijkheidsstoornissen’ niet samenhangt met de factor ‘pedoseksualiteit’ – toch een markant gegeven.
Waarmee hangt pedoseksualiteit dan wel samen, maar, let wel, het is deels een negatieve samenhang die werkt via een andere factor. In eenvoudiger termen vervat: een goede hechting in de kindertijd leidt tot minder persoonlijkheidsstoornissen en tot meer goede sociale vaardigheid en vermogen tot intimiteit (lees: met leeftijdsgenoten), welke factor dan negatief samenhangt met pedoseksualiteit. Dus hoe beter de vroege hechting, hoe minder stoornissen, hoe meer sociale en intimiteits-vaardigheid, hoe minder pedoseksualiteit.
‘Ja, hallo, we hebben het hier toch over pedofilie, niet over pedoseksualiteit?’ Dit klopt, maar pedoseksualiteit willen we toch liever niet dan wel zien, willen we voorkómen en vermijden. Dan zullen we wat we willen vermijden toch moeten kennen, zoals we het fijnstof, de stikstof en ammoniak hier en de microplastics en zelfs de springstof in munitie die na 1945 in zee is gedumpt en nu wordt aangetroffen in de vissen en dus de mensen, eerst moeten leren kennen.
Mocht u of iemand al dan niet vrijwillig in de forensisch-psychiatrische zorg terechtkomen met pedoseksualiteit of pedofilie als aanleiding: niet voor niets wordt daar standaard al snel gevraagd naar de hechtingsgeschiedenis.
Nu hoef je niet gepromoveerd te zijn om de hechtingstheorie te begrijpen; het is een universeel menselijk verschijnsel, ook bij dieren, dus iedere moeder, dus ook vader, dus ook medemens kan dit intuïtief aanvoelen en begrijpen. Ook de medemens die geen therapeut is maar maatje in een zelfhulpomgeving. Hier keren we dus snel naar terug.
De stiltes
Bijna niemand verdraagt stiltes in een gesprek, maar in het helpende gesprek kunnen ze zeer waardevol zijn. De gesprekspartner gaat dan even bij zichzelf te rade en zoekt naar woorden. Verdraag deze stiltes, vul ze niet op, maar heb geduld, geduld en geduld. Er vindt een innerlijk proces plaats dat zijn waarde heeft.
Kom ik zelf ook aan bod?
Vaak niet, soms en/of selectief wel eens. Er zijn genoeg mensen die niet op het idee komen om te vragen hoe het met jou is. Bij zelfhulp kan en mag dit wel een onderwerp van gesprek zijn, meer dan bij formele therapie, maar reken hier niet op en wees hier selectief in: vertel alleen iets over jezelf als het aansluit bij wat de ander zegt, en wat kan bijdragen in het empathisch herkennen van wat de ander zegt en voelt.
Weerstand
Reken erop dat mensen weerstand, zelfs forse weerstand, kunnen hebben tegen verandering. Bij mensen in het autistisch spectrum zelfs tegen welke verandering dan ook. We spraken er al uitvoerig over in college # 20. [*]
[* < https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_20.html >]
Deze weerstand heeft de functie om het in de psyche bereikte evenwicht in stand houdt, is dus functioneel geweest, maar kan later ten nadele zijn als dat bereikte evenwicht dysfunctioneel wordt. Om de medemens dan te helpen, hoef je geen gepromoveerd psycholoog te zijn; medemens zijn voldoet al, ervaringskunde kan al heel goed helpen.
Anton Nootenboom was militair, driemaal uitgezonden naar Afghanistan. In het leger, in een machocultuur, leerde hij ‘afzien’, over gevoelens werd niet gesproken. Hij raakte in psychische nood, “want ik had mijn emoties nooit leren tonen. Daar was in het leger geen aandacht voor. Op dat vlak had ik geen enkele weerstand opgebouwd.”
Met het uittrekken van zijn militair kostuum in 2015 raakte Anton zijn identiteit kwijt. Crisis op crisis volgde. Hij kreeg paniekaanvallen en kon er met niemand over praten. Het liep helemaal mis.
Toen vond hij zijn eigen missie: hij organiseerde lange wandelingen om met mensen te spreken en om geld te verzamelen voor organisaties die psychische nood bij mannen bespreekbaar maken. Tijdens zijn voettochten bleken vooral vrachtwagenchauffeurs gevoelig voor zijn missie. Veel truckers kampen met eenzaamheid.
„Ik ben aan de slag gegaan als spreker op scholen en bij bedrijven, om te vertellen dat het tonen van emoties geen zwakte is maar juist moedig. En dat wij mannen een veilige ruimte voor elkaar moeten creëren om erover te praten. Want zelfmoord onder mannen is ook hier een probleem.”
NRC 21 juni 2022 – ‘Praten, dat vinden wij mannen moeilijk’, door Freek Schravesande – zie hieronder bij de Bronnen.
Autonomie
We zien de ander als een autonoom persoon en we willen deze autonomie respecteren, erkennen, in stand houden of zelfs bevorderen. Dit betekent dat de ander ook niet kan willen vertellen of veranderen. Hier stuit zowel het maatje als de therapeut op een grens. In college # 31: “Als de persoon niet wil veranderen, dan wil hij niet veranderen, punt.” De enige uitweg is hier het woordje “nog” tussen te denken.
Mijn eigen ervaring is dat ik soms bijna tot wanhoop en berusting verviel, waarna de ander, wonder oh wonder, toch ineens begon te veranderen. Ineens was de angst goeddeels verdwenen, of het huis – lees: de psyche – aan een opruim- en schoonmaak beurt toe. Het therapeutische woord is hier: geduld. Zelf ben ik orthopedagoog, en ik zeg vaak “Een orthopedagoog heeft per definitie geduld.” Iets voor het eerste college in het eerste studiejaar.
De grenzen ...
Aan die spreuk kunnen we dan toevoegen: “De orthopedagoog – hier: de helpende medemens – doet zijn best, maar beseft en accepteert dat hij niet alles kan.”
In college # 31 spraken we hier al over [*]. Ken uw grenzen én die van uw gesprekspartner.
[* < https://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_31.html >]
Zelf stuitte ik met mijn gesprekspartners in de loop der jaren op de grenzen van verslaving, (vlucht), suïcidaliteit (ook vlucht), psychosen, borderline (overgave), narcisme (overcompensatie), en meer recent, althans soms, ook op complottheorieën. In die gevallen ga ik niet in discussie over de inhoud ervan, maar wil ik spreken over wat dit voor de ander betekent. Voor een vijftiger betekende dit: “Wees nou juist blij dat ik mij eindelijk eens verzet en niet meer ja en amen zeg tegen mijn vader, uit angst dat die boos wordt! Nu ben ik eens boos!”
... en de groei
De mentale leeftijd is zo’n grens. Loopt die wat achter op de fysieke leeftijd, dan bereikt men niet zomaar ineens de volwassenheid. Er lijkt een noodzaak te zitten achter de verschillende levensfasen. Biologen vertellen ons dat de foetus alle vroegere stadia van de mens moet langslopen: van ‘kikkervisje’ via ‘reptiel’ tot menselijke baby. Eenmaal mens, is er ook zoiets als een noodzakelijke volgorde. De lieve peuter zal echt even de koppige kleuter moeten worden; het volgzame schoolkind zal echt even de opstandige puber moeten worden, en zo verder. Koppigheid, eigenwijsheid, boosheid en dwarsheid kunnen zo een teken zijn van innerlijke groei, dus positief te duiden.
Ik vond het fascinerend dit mee te maken met de pleegkinderen die ik mocht grootbrengen. In het eerste stadium van hechting, een fase van cruciaal belang, laten ze zich lekker verzorgen als een baby en peuter, maar dan al beginnen ze zich ook los te maken, autonomer te worden, iets dat zich inde puberteit en daarna voortzet. Naar mijn ervaring verloopt dit hechtingsproces bij pleegkinderen sneller, tot en met het onvermijdelijke onthechten.
Mijn ervaring is dat jongeren in hun twintiger jaren zich weliswaar ‘super zelfstandig’ wanen, maar de (pleeg)ouders toch nog hard nodig hebben. In de afgelopen jaren sprak ik veel jongeren rond de dertig. Dit blijkt toch de leeftijd te zijn dat de jongere zich echt los moet maken van de ouders, dus dat de ouders hun kind dan ook echt los moeten laten. Een Frans als ‘reserve opa’ is dan wel handig en behulpzaam.
De therapeutische paradox
Deze is ons vooral door de schrijver Watzlawick aangereikt als helpend middel om weerstand, blokkades en stilstand te verhelpen.
Een paradox is een tegenstrijdigheid in zichzelf, meer en anders dan een tegenstrijdigheid van het type ‘enerzijds … anderzijds … Dit is meer: ambivalentie: ‘mamma/pappa is lief, maar kan ook knap vervelend zijn’ – kinderen evenzo natuurlijk.
Het beroemdste voorbeeld van een paradox is: “Wees spontaan!” Of in de keuken: “Je moet nu eens uit jezelf gaan afwassen!” ‘Wees …’ is een bevel, net als ‘je moet …’; ‘spontaan’ is het tegendeel hiervan, net als ‘uit jezelf’: als het moet is het niet spontaan meer of uit jezelf. De helpende paradox blokkeert even, maar zet ook iets in gang.
-
Maatje: “Er zit je iets dwars, begrijp ik, dat je aan niemand wilt vertellen … Dan ben ik er toch wel benieuwd naar wat dat dan wel is …”
- - STILTE - - -
Piet: “Nou, …. Eh …. Ehm … Nu ja … Laat ik dit hier toch maar vertellen …… …”
o “Hier”: zie hierboven: “Bij de dialoog gaat het om een grondhouding, het creëren van een … ‘gastvrije ruimte’ …”
Of:
-
Piet: “Ik kan dit niet zeggen, niet vertellen, anders komen de tranen …”
Maatje: “Wát zit je dan zo dwars dat je het niet kan vertellen en dat je moet huilen?”
- - - STILTE - - -
Piet: “Ik ga ook heel boos worden, kwaad!”
Maatje: “Dat mag! Waarover dan? Nu word ik toch echt wel benieuwd …”
Piet, hard en boos: “Over die rotzooi!!!”
Maatje: “Welke rotzooi?”
Piet, hard en boos: “Dat ik op jongens val!!! Ik ben verdorie nu al met pensioen, en ik zit nog naar kinderfilms te kijken … (zachter:) leuke kinderen zien … (hard:) Maar ik wil normaal zijn!”
--- STILTE --- > tranen … > STILTE …
We weten intussen wel dat je van pedofiele gevoelens niet kunt ‘genezen’, ook dat het een verschijnsel is dat nu eenmaal voorkomt, maar niet per definitie een stoornis of ziekte is; wel dat je er verstandig, sociaal en legaal meet kunt (leren) leven, en zelfs nog wel een beetje gelukkig ook.
Beste Piet, sterkte hiermee; beste Maatje, zet je gesprek met hem vooral wel voort. Hoe? Zie hierboven.
De bronnen
Cathryn L. Taylor - Het innerlijke kind – Werkboek – Ankh-Hermes, Deventer, 1996 (Indien uitverkocht: ik heb het boek als een serie elektronische bestanden)
Susanne Kruys – De biografie als medicijn – De zin van levensverhalen in de zorg – LannoCampus, Houten, 2018
Karoline Mathilde Lehneke – De rol van de moeder-zoon symbiose in perversie en zedendelinquentie – Proefschrift – Tilburg, 2004 (dit boek heb ik als .pdf-bestand).
Over:
S. Bogaerts, A.L. Daalder en A.A.M. Essen: Interpersoonlijke vaardigheden bij pedoseksuelen - De kortzichtigheid van attitudeonderzoek - Justitiële Verkenningen, 31-1, 2005 :
Door:
Frans E.J. Gieles: Citaten, samenvattingen en uitleg
< https://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/Gieles%20over%20Bogaerts%20ea%202005.html >
Citaten uit:
Anton Nootenboom: ‘Praten, dat vinden wij mannen moeilijk’ - Freek Schravesande - NRC, 21 juni 2022
< https://www.helping-people.info/articles/praten_mannen_moeilijk.html >.
Paul Watzlawick, Janet Beavin, Don Jackson - De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie - Vierde druk – Bohn Staffleu van Lochum, 2009
[ < Vorige ] [ Start ] [ Omhoog ] [ Volgende > ]
|