Pedofilie - Mini-colleges [ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ] |
Mini-college # 26, december 2021:
‘Mijn Positief Levensplan’ |
Een nieuwe methodiek
Er is een relatief nieuwe methodiek opgedoken. Deze heet “Good Lives Model”, in het Nederlands ten dele en samenvattend vertaald als “Mijn Positief Levensplan” door o.a. de Dr Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, een tbs-kliniek, waar men het als “kortdurende behandeling” heeft ingevoerd. De methodiek Het uitgangspunt Het uitgangspunt van dit model is niet Het Delict en de door anderen vastgestelde risicoanalyse en diagnostiek, zoals in de gangbare terugval-preventie-methode gebruikelijk is, maar de door de persoon zelf nagestreefde levensdoelen op grond van de eigen levensbehoeften. Dit is het eerste waar naar gevraagd wordt. Het model noemt tien basisbehoeften die vrijwel elke mens wel heeft. De basisbehoeften ofwel beter-levens-doelen worden vanuit wat de persoon hier zelf over zegt iets geabstraheerd in kernwoorden samengevat en op volgorde gezet, die van de persoon zelf. Deze volgorde kan dus per persoon verschillen. Dit uitgangspunt is cruciaal. Niet Het Delict gepleegd door De Pleger, dus door De Delinquent, staat centraal, maar de cliënt als persoon. Het doel is niet alleen de terugvalpreventie, zoals door de therapeut en de samenleving gewenst wordt, maar het bereiken van de door de cliënt zelf gekozen doelen. We mogen aannemen dat een veroordeelde cliënt geen herhaling wenst van wat hij heeft gedaan en meegemaakt, dus ook niet van het of enig delict. Bij een niet veroordeelde cliënt mogen we aannemen dat hij geen delict wil plegen. Hierover zullen therapeut en cliënt het vast wel eens zijn. Het cruciale punt is nu dat cliënt en behandelaar niet tegenover elkaar staan, maar met elkaar aan de beoogde doelen gaan werken. De gangbare terugval-preventie-methode ziet de cliënt als delinquent, dus gestoord, dus eigenlijk patiënt. De behandelaar ziet zichzelf als normaal, aangepast, niet gestoord, dus als de enige en juiste routeplanner voor de patiënt. Hieronder schuilt een mensvisie
De patiënt vertoont gedrag, ongewenst gedrag zelfs. Hij/zij komt tot dit gedrag door factoren die dat gedrag veroorzaken in een proces dat vaak een mechanisme wordt genoemd. Geen behandelaar zal zichzelf ook zo zien. De behandelaar ziet zichzelf als een persoon die zelf op rationele gronden en motieven een manier van handelen kiest. Het uitgangspunt van de hier besproken methodiek ziet de cliënt van meet af aan als persoon die in staat is tot het kiezen van manieren van handelen op grond van rationele (en andere) motieven, zij het wel met enkele problemen, die niet per definitie ook een stoornis of afwijking zijn. Hier valt dus de hierboven genoemde tegenstelling weg en staan cliënt en behandelaar niet tegenover elkaar maar naast elkaar om samen te werken aan de door de cliënt zelf gekozen doelen.
In de forensische zorg is het onvermijdelijk dat er gesproken wordt over het niet herhalen van het delict, dus over het delict, maar het verschil is dat er in de gebruikelijke terugval-preventie-methodiek best wel gesproken wordt over vormen van hulp, maar altijd in het kader van de delict-preventie, dus van het delict, dus tegenover elkaar. In de hier besproken methodiek wordt er ook wel waar nodig over het delict gesproken, maar in het bredere kader van hulp bij het bereiken van de zelf als persoon gekozen doelen, in een verhouding van hier met elkaar naar toe werken. Als deze positie van meet af aan gekozen wordt, wil en kan men deze ook tijdens de verdere behandeling ook handhaven. De tien basisbehoeften
Hoe deze doelen te bereiken?
De volgende fase is dan dat de gekozen basisbehoefte (lastig woord voor sommigen) annex doelen (een woord dat iedereen begrijpt) nader bekeken en overwogen worden en nader meer concreet worden ingevuld. In een volgende kolom wordt dan nog concreter aangegeven hoe het succes ter zake in de toekomst ook gemeten kan worden: “Nog dit jaar wil ik na de vakantie aan een opleiding begonnen zijn”. Hierbij geldt het volgende schema: Nu een lastig punt: de dynamische risicofactoren
Nu komt, in de forensische zorg onvermijdelijk, het delict in beeld.
Hier zit een theorie achter die in feite nog gebaseerd is op het gedragsmodel: gedrag wordt veroorzaakt door factoren (dus niet gekozen). Deze factoren worden ingedeeld in twee groepen: statische en dynamische.
Beschouwing Duidelijk zal zijn dat de hierboven beschreven methodiek zijn waarde heeft, vooral waar deze van meet af aan een grondtoon heeft van het zien en benaderen van de ander als persoon (dus niet alleen als delinquent of gestoorde), aandacht en respect voor wat deze andere persoon zelf wil en kan bereiken, kan gaan inzien, en de grondhouding van ‘we staan hier samen voor’. Deze grondhouding en onderliggende mensvisie is ook buiten het forensische veld aan te bevelen. Al even duidelijk zal zijn dat dit geen behandelingsplan of methodiek is, maar alleen een goede start daarvan. Ook zal duidelijk zijn dat die behandeling of welk hulpverleningspad dan ook langer dan acht zittingen zal gaan duren. In de woorden van een cliënt (in de eindfase van zijn tbs): “Mooi hoor, die doelen en alles meer … Je moet ze alleen nog zien te bereiken …” Dezelfde cliënt sprak wel met waardering over zijn therapeut, woorden waarin het ‘er samen voor staan en niet tegenover elkaar staan’ doorklonk. Ook echter zei hij dat er wel érg veel aandacht aan Het Delict werd geschonken, dus te weinig aan andere belangrijke dingen zoals het opbouwen van een nieuwe toekomst en het verwerken van de ellende uit het verleden en van de huidige situatie.Zelf zie ik meer in het onderscheiden van acht of meer fasen in het gehele hulpverleningsproject. Deze fasen kunnen beduidend meer tijd vergen dan de hier voorgeschreven acht sessies. Neem alleen al het zelf gaan nadenken over en dan in gaan zien wat de eigen risicofactoren zijn, en dan nog wat daar dan aan te doen is en dat veranderingsproces – hier vooral een groeiproces – in te gaan, dit kost echt meer tijd.
Zelf heb ik sterke weerstand, dus negatieve gevoelens, over het ongewenst (want een risico, dus gevaarlijk) zijn van negatieve emotionaliteit in de lijst van dynamische risicofactoren. Dat “negatieve emotionaliteit” statistisch gezien samen gaat met het plegen van een delict, betekent nog niet dat negatieve gevoelens uit de helpende communicatie gebannen moeten worden. Het betekent dat ze er juist helemaal in thuis horen, dus noch door de therapeut uit het gesprek, noch door de groepsleiding uit het dagelijks leven gebannen mogen worden. Dezelfde cliënt: “Ik ben best depressief. Als ik dan somber ben, doe en spreek, dan zegt de groepsleiding steevast: Negatieve emotionaliteit!” Ofwel: ‘Dat willen we hier niet, dat doen we hier niet’. Dit klinkt mij dan als ‘theorie uit het hoofdgebouw’, opgelegd door mensen die de werkvloer niet of niet meer kennen. Beste groepsleiders, zeg ik dan: dit is nu precies uw werk en uw vak.Ook voel ik nogal wat weerstand bij die “Emotionele identificatie met kinderen”. Mijn hemel, wat is de taak van ouders, leerkrachten, groepsleiders, therapeuten? Juist dit! Uit ‘identificatie’ komt begrip voor, uit begrip empathie, uit empathie hulp en groei. We zien hier dezelfde denkfout: het zal best zo zijn dat deze emotionele identificatie statistisch gesproken samen kan gaan met het plegen van een delict, maar dat maakt die identificatie op zich nog niet per definitie slecht en gevaarlijk, dus te vermijden. Men vermijde seksueel contact met een kind, niet emotionele identificatie met kinderen.
Hetzelfde geldt natuurlijk voor “pedofilie” in het lijstje met seksueel deviante interesse. Die kan een mens hebben en ze blijken moeilijk of niet te veranderen. Het punt is hoe je ermee omgaat. Zelf voel ik ook wat weerstand tegen de wel erg strakke planning van die acht zittingen, met een werkboek, voor alle deelnemers gelijk in inhoud en tempo. Het oogt toch wel erg als een protocol waar de behandelaar zich maar aan te houden heeft. Deze is dan meer functionaris dan persoon. Uit de ervaringen van anderen, onder andere in mijn proefschriftonderzoek, maar ook van mensen in de forensisch-psychiatrische behandeling, leerde ik dat als er twee begeleiders (therapeuten, groepsleiders) zijn, deze elkaar in de gaten houden of ze de regels (het protocol) wel volgen, terwijl als er maar één therapeut of groepsleider in dienst is, deze veel meer bewegingsruimte heeft om, in termen van mijn proefschrift, niet te handelen als functionaris met ‘professionele’ afstand, maar als persoon die nabij is en contact wil leggen en onderhouden. Het proefschrift heet “Conflict en Contact”, te verstaan als: hoe meer en beter contact, hoe minder conflict, of hoe beter conflicten op te lossen zijn. Met contact bedoel ik dan contact als persoon én contact inclusief de schaduwkant, dus niet alleen met, in het geval van groepsleiders van kinderen, het brave en rustige kind dat de regels volgt, maar met het kind inclusief wat daar van binnen allemaal rondspookt aan Gevoelens (dus ook ‘negatieve emotionaliteit’), Behoeften, Wensen, Belangen, Rechten en Grenzen. Ik noem dit “de GeBouWde BruG” (Conflict & Contact, blz 238, niet gedigitaliseerd). Dit gaat je niet lukken met een strak protocol, vaste regels en een collega die je op de vingers kijkt – wel met een collega die met dezelfde methodiek werkt, dus die ook als persoon optreedt, dus verassend en boeiend anders is en mag zijn dan zijn of haar collega. Kinderen hebben hier geen moeite mee, collega’s in een goed (begeleid) team ook niet. Nu moeten alleen nog de mensen van het hoofdgebouw die methodiek nog wel accepteren, ondersteunen, ontwikkelen. De ‘theorie uit het hoofdgebouw’ bleek soms ronduit hinderlijk: “Deze meisjes hebben behoefte aan houvast, dus aan structuur, dus aan vaste regels, dus aan professionele afstand.” Nee: aan contact. Het huiswerk Loop de lijstjes hierboven eens langs:
De bronnen Deze methodiek:
De 80 versus 20 %
Gedragsvisie versus handelingsvisie:
‘De theorie uit het hoofdgebouw’:
Omgaan met de schaduwkant: [ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ] |