Pedofilie - Mini-colleges [ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ] |
Mini-college # 15, maart 2019: Tom O’Carroll en ‘de onschuld’ van het kind
Van Augustín Malón lazen we al in college 09, september 2018 over The participating
victim (2009) en in college 13, januari 2019 over Adult–Child Sex and the Limits of
Liberal Sexual Morality (2015). In beide artikelen schrijft hij, of lijkt hij te schrijven
dat hij de genoemde contacten in bepaalde gevallen aanvaardbaar vindt; juister
gezegd: dat hij de in de literatuur argumenten voor een universele veroordeling
ervan onvoldoende vindt.
In college 14 bespraken we zijn artikel uit 2017: Adult-Child Sex and the Demands of
Virtuous Sexual Morality; Sexuality & Culture; 21(1), 247-269, ofwel ‘Seks tussen
kinderen en volwassenen en de eisen van de seksuele deugden-ethiek’, in zijn
geheel te vinden op < https://www.ipce.info/library/journal-article/adult-child-sex-and-demands-of-virtuous-sexual-morality >. Hierop heeft Tom O’Carroll een lang tegen-artikel geschreven: Childhood ‘Innocence’
is Not Ideal: Virtue Ethics and Child-Adult Sex, ofwel ‘De ‘onschuld’ van het kind is
niet ideaal: de deugdenethiek en seks tussen kinderen en volwassenen’, Sexuality and
Culture, april 2018, in zijn geheel te vinden op
< https://www.ipce.info/library/journal-article/childhood-innocence-not-ideal-virtue
>. De literatuur staat op < https://www.ipce.info/library/journal-article/references-childhood-innocence >.
Dit artikel bespreken we hier in een ingekorte Nederlandse bewerking ervan.
Even repeteren: plichten-ethiek = wat (niet) toelaatbaar is; deugden-ethiek = wat
wenselijk en pragmatisch is. Samenvatting
Malón (2015 – zie college 13) concludeerde dat de gebruikelijke argumenten tegen
seksuele relaties tussen pre-pubertaire kinderen en volwassenen niet voldoen om de
onjuistheid van die relaties als moreel onaanvaardbaar te duiden. Dit artikel bestrijdt deze benadering via de deugden-ethiek door Inleiding
Malón (2015) zegt dat de deugden-ethiek de mogelijkheid open laat om deze
relaties moreel aanvaardbaar te achten, zolang ze wederzijds gewenst zijn, geen
exploitatie inhouden of schade aanrichten en men er behoedzaam mee omgaat; dit
vanwege de kans op schade door een taboe of een wet te schenden, met alle
gevolgen van dien, zoals schaamte, schuldgevoel, stigmatisering, trauma en
bestraffing. Malón 2017 stelt dat seksualiteit zozeer verschilt van andere handelingen dat de
algemene ethiek hier niet van toepassing is: ‘Seks is de uitzondering’. Dit zou toch
wel beargumenteerd moeten worden. Dit is in Malón 2017 niet gedaan, noch door
de auteur, noch door zijn voornaamste bron: Scruton (1986). Beiden beroepen zich op Aristoteles, wiens visie toch tijd- en cultuurgebonden is,
net zoals de visie van de neo-Arstotelianen, hier Malón en Scruton. Dit blijkt al uit
Aristoteles’ verdediging van de slavernij. Aristoteles volgt hierin zowel de
toenmalige meerderheid als de toenmalige wijzen. Malón en Scruton doen net
zoiets met pedofilie [pedoseksualiteit - FG]; zij geven alternatieve standpunten
geen kans, zoals Rind (2002) ook opmerkt. Zij gebruiken retorische (persuative)
definities [d.w.z. die niet iets definiëren maar iets bepleiten]. De nadruk ligt hier, net als bij Malón, op pre-pubertaire kinderen; vanaf de puberteit
gelden andere regels en idealen, dus andere ethiek. [1] De illusie van ‘seks als uitzondering’
Malón ziet pedofilie als een perversie. Ik meen echter dat het pedofiele verlangen niet
indruist tegen de wens om het welzijn van het kind en de volwassene te bevorderen, iets dat Aristoteles een deugd noemt.
Malón volgt niet de lijn van ‘alleen voortplanting’, hij verzet zich tegen de belevingsvisie,
die seksualiteit alleen als fysiek genitaal plezier ziet. Als alleen het genot telt, is dit een vorm van hedonisme, die inderdaad verwerpelijk is; er is en er telt meer mee. Zelf meen ik dat deze vormen van seksualiteit, Malón ziet seksualiteit als uitzonderlijk, als een hoog maar complex ideaal,
waarover nogal wat verschillende opvattingen bestaan. Hierbij beroept hij zich op
Roger Scruton, een radicaal-conservatieve filosoof. Scruton verwerpt expliciet het
wetenschappelijke onderzoek naar de menselijke seksualiteit. Hij ziet zulk
onderzoek als onderzoek naar iets laags, iets dierlijks – een bepaald subjectieve
opvatting die juist niet naar het typerend menselijke zoekt. Zo meent hij dat dieren
niet in staat zijn tot verlangen en opwinding – een weinig feitelijke benadering.
Scruton geeft de voorrang aan de transcendente filosofie van o.a. Kant [die zegt
dat menselijke overwegingen de feiten van alledag te boven gaan: transcenderen –
FG]. Toch vormen opwinding, verlangen en erotische liefde nu net de basis van de
menselijke seksualiteit. Wellicht kunnen dieren niet verliefd worden zoals de mens
dit kan. Dit zou een antropomorfe fantasie zijn, ofwel de dieren menselijke
eigenschappen toedichten. Blijft de vraag: is het vermogen tot erotische liefde nu zo’n grote bijzonderheid dat
het om een eigen specifieke ethiek vergt? De ethische eis is dan dat men de ander
bewust ziet als persoon, niet slechts als een lichaam. Men verlangt dan niet, zegt
Malón, naar een lichaam, zelfs niet naar een persoon, maar naar de wederzijdse
vereniging van twee zielen in hun lichaam (embodied beings). Zo niet, dan is men
abnormaal en pervers. Scruton: O’Carroll: Liefdesrelaties zijn fundamenteel voor het menselijke welzijn, ook al kan de seksuele
kant, de lust, er in de loop van het leven langzaam uit sluipen (fade with time). Een
gezin stichten is gebaseerd op liefde, niet op seks. Ook staat ‘een beetje seks’ een
liefdesrelatie niet in de weg. Zelfs Primoratz gunt de eenzame zeiler zijn ‘dierlijke’
verlangen. Hij meent dat je beter de werkelijkheid kunt beschrijven dan er een
overtuiging in te stoppen met retorische (persualive) definities. Scruton’s beschrijving is als een kaartenhuis; in termen van Aristoteles en Kant:
een tijd- en cultuurgebonden dogma. Zie maar: ten tijde van Aristoteles kon
iemand die slaven had als deugdzaam persoon door de stad lopen; tegenwoordig
kan een plezierjager als gentleman door het leven gaan. Dit is meer een vorm van
‘groepsdenken’ dan en echte deugd of echte ethiek. Malón drukt zich iets netter uit, maar doet, net als Scruton, toch denken aan de
predikers die met de hel dreigen voor wie ‘anders’ is, denkt of voelt dan dit hoge
ideaal. Veel van wat wij als normale seks beschouwen, zoals masturbatie, voldoet
niet aan dit hoge ideaal. Voor je het weet, ben je in hun ogen pervers. [2] De deugden-ethiek en seksuele relaties tussen kinderen en volwassenen
Malón (2017) benadert dit onderwerp met drie [paren van] kernbegrippen: (a) Perversie en obsceniteit
Malón schrijft eerst over ‘normaliteit’, in het bijzonder aan de hand van Thomas
Nagel en Roger Scruton: Thomas Nagel Roger Scruton O’Carroll (1) In het normale spraakgebruik is elke mens een persoon… behalve dan de
slaven in de VS: die waren ‘eigendom’. Menigeen beschouwt een firma ook
als (rechts)persoon: incorporated, dus verantwoordelijk. De meeste mensen
zien ook gevoel hebbende dieren als paarden en honden in feite als
‘personen met rechten’. Niemand zal beweren dat kinderen gevoelloos zijn.
Een kind wordt weliswaar niet juridisch verantwoordelijk gehouden, maar
kinderen kunnen weldegelijk handelingen verrichten en relaties aangaan, dus
persoon zijn. (2) Dat kinderen geen wederzijdse relatie kunnen aangaan, kan niet empirisch
[feitelijk] onderbouwd worden. Ook honden zijn daar bepaald goed in, zoals
zelfs Scruton erkent. Honden kunnen niet rationeel zijn, ze kunnen wel
wederzijdse gevoelsrelaties aangaan. Een kind kan dit zeker ook, ook bewust
en doelgericht – twee eisen van Malón en Scruton aan het persoon zijn.
Kan een kind hier verantwoordelijkheid dragen? Zelfs firma’s kunnen dit,
maar in de omgang met dieren is de mens verantwoordelijk en in de omgang
met kinderen is de volwassene dit. Toch accepteert Malón wel seks tussen kinderen onderling, “zolang het hun onschuld
niet bedreigt”. Wat is onschuld? Malón definieert het niet. ‘Onwetendheid’ dan?
Het zijn juist de volwassenen die een kind (inzake seks) onwetend houden. Pas de
jongere wordt in de seksualiteit ‘ingewijd’. Ook wordt maagdelijkheid hoog geacht
door de mannen in een patriarchale samenleving – en door feministen betwist. Kenners van de evolutie zeggen dat zowel de ontwikkelde aap als de vroege mens
veel seksuele contacten had op allerlei leeftijden, en wel meer gericht op plezier
dan op controle. Het is de Westerse ontwikkelde mens die dit ‘onnatuurlijk’ is gaan
vinden. Het onderscheid dat Malón maakt tussen ‘normaal’ en ‘pervers’ is geliefd bij
geharnaste traditionalisten, tot op het onmenselijke af. Malón plaatst ‘de pedofiel’
op een even laag niveau als een minnaar van dieren of dode mensen omdat deze
mensen de controle willen houden over hun liefdesobject. (b) De seksuele relatie (bond)
Malón (2017) citeert Unterwager & Wakefield (1994) waar deze zeggen: O’Carroll: Waarom zouden trouwens plezierige ervaringen in de kindertijd latere intieme
relaties in de weg staan? Is het niet logischer om gebrek aan intimiteit in de kindertijd
hiervoor verantwoordelijk te achten? Juist dit is wel bewezen, o.a. door John
Bowlby in zijn onderzoek naar gebrek aan aanraking in de vroege kindertijd. Malón ziet zoiets ook als het lot van ‘de pedofiel’: seks zonder een langdurige
liefdesband. Dit laatste, die langdurige seksuele liefdesband, is volgens Olivia Fane
een mythe. Na een jaar of zeven verandert het huwelijk drastisch, zoals ook een
pedofiele relatie na zeven jaar verandert. Malón ziet ‘de pedofiele relatie dan ook
nog zo: Olivia Fane: O’Carroll: (c) ‘Erotische neutralisering’ en ‘uitgebreide incest’
Malón: O’Carroll: Hier zit dus wel iets in, wat Malón hier zegt, al legt hij wel veel nadruk op het
gezag, de hiërarchie – op zich een nogal achterhaald idee uit de tijd dat de
huisbedienden ‘hun plaats moesten kennen’. Nu ziet Malón de ouder-kind relatie
bedreigd door vriendschap en gelijkheid. Vriendschap heb je echter in graden en fasen. Zo is er het begin, ‘familiariteit’, dat
een zekere mate van vriendelijkheid en intimiteit inhoudt. Vriendschappen tussen
de generaties uitbannen verbetert de relaties niet. Wij willen de autoritaire pater
familias niet meer, net zo min als de Victoriaanse verhoudingen tussen ‘meneer &
mevrouw’ en het personeel – dat in feite de kinderen grootbracht, kinderen, die
toen hun ouders nauwelijks kenden, wat toch geen compliment is voor een
emotioneel afstandelijke houding van de ouders. Twee empirische, feitelijke, vragen komen op rond dit thema ‘de hiërarchie’. Seksuele contacten tussen kinderen en volwassenen zijn anders … (2) Een tijdelijke omkeer van de hiërarchie … Over literatuur gesproken, wat Scruton doet, is wel erg selectief omgaan met de
literatuur, als ware ‘de pedofiel’ altijd een monster. De werkelijkheid leert anders. Enkele andere misverstanden
Malón: O’Carroll:br
Mijns inziens kan morele schade best empirisch onderzocht worden, bijvoorbeeld
bij militairen die immorele dingen hebben meegemaakt. Ook bestaat er in de
deugden-ethiek het begrip ‘moreel karakter’, dat meetbaar is, zowel in een
experiment (Milgram 1963) als in evolutionair onderzoek. Dus moeten ‘de
tegenstanders’ de morele schade maar eens aan zien te tonen. De ‘voorstanders’
zouden een alternatief ideaal concreet moeten uitwerken. Eens rondkijken bij onze mede-zoogdieren kan hierbij helpen. Zie bijvoorbeeld de
bonobo’s met hun cultuur van toegestane intimiteit; die kan wel eens ‘menselijker’
zijn dan onze vele regels, ge- en verboden. Zo is er ook een volk in Tanzania dat huwen op jonge leeftijd toestaat, te weten met
aanvankelijk beperkte seksualiteit zonder penetratie. De jonge meisjes zijn hier,
anders dan Malón veronderstelt, gelukkig mee, zo is er beschreven.
Andere volken, zoals de Bemba, kennen die strikte scheiding tussen de generaties
niet, hoezeer Malón deze ook als universeel veronderstelt. De intimiteit is hier
ingebed in een toegewijde relatie en deze verhindert de opvoeding, de pedagogische
dimensie van Malón, juist niet. Dus: de deugden-ethiek, op zijn minst haar begrippen als ‘perversie’, ‘obsceniteit’ en
‘erotische relatie’ wordt niet gesteund door empirisch onderzoek: er bestaan ‘zwarte
zwanen’. Een aparte seksuele ethiek is hier dan ook niet nodig. Volstaan kan
worden met het globale ethische principe ‘doe een ander niet aan wat je zelf niet
wilt’ en, zoals Kant ook zegt, ‘respecteer de gevoelens van de ander’. Dit geldt voor
de omgang met elke medemens, inclusief de kinderen. Een alternatief ideaal
De hoge idealen van een seksuele ethiek, zoals we die hierboven hebben gezien van
Scruton en Malón, zijn voor kinderen, maar ook voor veel volwassenen te hoog. Het
onderstaande alternatief is wel haalbaar, zij het in een bepaalde vorm van
samenleven. Malón wijst de belevings-visie af als ‘te smal’, te louter gericht op zelfzuchtig
hedonisme [= met mijn genot als hoogste waarde]. Ik wil meer een holistisch [= veel-/alles-omvattend] ideaal aanreiken, en wel de visie van de jaren ’60 en ’70 met hun
love and peace, sindsdien verguisd en gedemoniseerd door Scruton. Deze ziet dat
ideaal als ‘vervreemding’ (van de traditie en de gemeenschap)en die verandering dus
als fout. Een verandering kan echter ook goed zijn. De samenleving is vitaal. Het is goed om er aan deel te nemen, maar zij is ook zo
vitaal dat zij ook kan veranderen. Zij hoeft zich niet nostalgisch aan een voorbij
verleden te blijven hechten, iets wat Scruton in elk geval wel doet met zijn afkeer
van homoseksualiteit en zijn hang naar religie als bindmiddel van gemeenschappen.
Die tijd is voorbij. Dát verleden hat nogal wat excessen zoals imperialisme en erger. Dan vind ik love and peace een beter ideaal. Zelfs Malón citeert Piers Benn, die zegt: Deze idealen impliceren ook: vermijd jaloezie, rivaliteit, competitie, conflicten en
een patriarchale samenleving die dit oproept. Dus, ‘beste samenleving, verander
jezelf, je kunt het!’ Lees eens Prescott (1975). [*] Deze bewijst dat vroege intimiteit tussen generaties, inclusief vormen van seks,
leidt tot minder geweld later in het leven. Juist het gemis aan lijfelijk contact in de
kindertijd (‘sensorische deprivatie’), met alle eventueel ook erotisch-seksuele
connotatie daarvan, leidt, zo zag Prescott, tot depressie, agressie en verslaving aan
prikkels. Zie ook Narvaez (2009) en Levine’s Harm to Minors. [*] Creëer dus ‘een seksuele zandbak’ waarin kinderen en jongeren seksualiteit kunnen
leren en oefenen, zonder al de verantwoordelijkheden van de volwassene te hoven
dragen, zoals meisjes het moederschap leren met hun poppen. Het Muria-volk in Bastar, India, heeft zo’n ‘zandbak’, een leerplek voor de
kinderen, ghotul genaamd, waarin jonge kinderen bij hun ouders slapen en waarin
de deuren van de slaapkamer niet op slot zitten. De iets oudere kinderen hebben
daarnaast ook een eigen domein onder leiding van een weer iets oudere jongens en
meisjes. Seksueel spel is hier geoorloofd, ook voor tieners, zonder met elkaar te
hoeven trouwen. Zwangerschap kan vermeden worden. Zie Elwin 1947 en Von
Fürer-Haimendorf 1982. Kan dit ook in onze Westerse samenleving? Dan zou op zijn minst de age of consent
lager moeten worden in plaats van, zoals nu, alsmaar hoger. Zelfs de #MeToo
beweging heeft laten zien wat instemming, consent, dan wel het ontbreken hiervan
met mens en samenleving doet. Ook zou er minder angst voor seksuele vrijheid,
‘seksuele hervorming’, moeten zijn. ‘Wees behoedzaam’ …
… want seks tussen kinderen en volwassenen kan, in deze samenleving, zowel het
kind als de volwassene schade toebrengen, terwijl het op zich ethisch verantwoord
kan zijn. De samenleving kan er ook naast zitten, en de persoon juist niet. Kershnar (2001) meldt dat ook Aristoteles dit probleem zag: iets kan op zich
deugdzaam zijn, terwijl de samenleving dit toch afwijst. Hij noemt ook Socrates,
die, hoe deugdzaam ook, toch de gifbeker moest drinken – en ook dronk. Hij
moest wijken voor de samenleving. Dit deed hij met grote waardigheid, dus
deugdzaam. De samenleving zou, zegt Keshar, er goed aan doen om die schade
eens objectief en empirisch aan te tonen, in plaats van bepaalde handelingen bij
voorbaat af te keren. O’Carroll zegt dan dat juist het erkennen en gebruiken van de begrippen
‘perversie’’ en ‘obsceniteit’ deze objectieve en empirische blik verduisteren en dus
de gewraakte daden bij voorbaat doen afkeuren. Conclusie
Met Kershnar mogen we nu wel stellen dat de ethische wel-/niet-aanvaardbaarheid
van seks tussen kinderen en volwassenen afhangt van de feitelijke vaststelling van
schade in de brede zin des woords: fysiek, psychisch of moreel. Dit zal dan wel
bewezen moeten worden. Dit kan ook empirisch onderzocht worden, zij het niet
zonder problemen, omdat, zoals Malón ook zegt, er een waarden-conflict een rol
in speelt: wat is schadelijk en door wie wordt die schade aangericht? Wat is
normaal, wat is de norm voor een kind? Hierover verschillen de meningen. Archard (2015) noemt het voorbeeld van het besnijden. Daar mag nog wel eens
goed over gediscussieerd worden. Zo ook over kinderseksualiteit en de
ontwikkeling hiervan in het kinderleven: wat is normaal? We weten het nauwelijks.
Het is ook niet eenvoudig om te onderzoeken vanwege de weerstand ertegen. Op zijn minst mogen we nu wel concluderen dat ‘de kinderlijke onschuld’ niet
bestaat en dat wederzijds gewenste seksuele contacten tussen kinderen en
volwassenen niet intrinsiek, niet op zichzelf, schadelijk hoeven te zijn – ze kunnen
zelfs heilzaam zijn. Er is geen deugden-ethiek nodig om het toelaatbare af te grenzen van het
ontoelaatbare, hoezeer Malón dit ook beweert. Die ethiek kan ons wel helpen om
onszelf een ideaal te stellen waarin kind-volwassene seksualiteit niet per se
ontoelaatbaar hoeft te zijn. Tenslotte: Zowel Malón als Scruton gaan er van uit dat de mens, en dus diens
seksualiteit, enorm verschild van het dier – een intussen verlaten standpunt. Men
en dier vormen eerder een continuüm, dus ook de seksualiteit, dus ook de ethiek,
zoals er nu ook her en der door onderzoek duidelijk is geworden. Nawoord – door FG.
Malón verraste ons in 2009 met The Participating Victim’. Hij moet gedacht hebben:
‘Hé, vrijwillige contacten? Dan is ‘het’ toch niet altijd slecht? Laat ik eens naar de
argumenten ‘tegen’ gaan kijken. Dus zoekt hij verder en komt uit bij de ethiek in 2017: Adult-Child Sex and the
Demands of Virtuous Sexual Morality. ‘Aha!’ kan hij gedacht hebben: ‘Dus toch
slecht!’ Hiermee geeft hij wel een draai aan en een impuls in de wetenschap: het zijn niet
(alleen) meer de feiten die tellen, je moet er ook met de ethiek naar kijken.
Feiten: het kind kan instemmen, er kan ook geen schade zijn, dus … ‘Ho ho!’ zegt de
(of: deze) ethiek: ‘Niet zo snel! Er kan schade optreden, zelfs – zegt Malón –
schade die je empirisch niet kunt aantonen, die je dus niet kunt zien, maar die er
toch is of kan zijn: morele schade. Dus … Zie Malón 2017. Hier geeft Tom O’Carroll
een weerwoord op: zie hierboven. Het huiswerk
Dit begint natuurlijk (1) met hier eens goed over na te denken en de eigen
standpunten te bezien, misschien te herzien. Dan (2) komen we hier Tom O’Carroll tegen, die zeker thuis hoort in de serie
‘Ken uw klassieken!” Zijn boek Paedophilia, the Radical Case uit 1980 is zeer veel
gelezen, ook door studenten in hun opleiding, is veelvuldig geciteerd en heeft zeker
invloed gehad. ‘Even vertalen’ zit er hier en nu niet in, dus: lees het boek eens. Het
staat hier: < https://www.ipce.info/host/radicase/index.htm >. Voor de ijverige student (3) is er nog een recent artikel dat ook de ethiek als
invalshoek heeft. Nu we toch even gewend zijn aan het ethische denken, kan dit
goed aansluiten op het bovenstaande en eerder vertelde. Het artikel is ook
eenvoudiger geschreven en goed te lezen. De conclusies zijn ook milder dan we bij
Malón gezien hebben – wellicht ook goed om de eigen gedachten te (her)vormen. Het artikel is: The ethics of pedophilia; door Ole Martin Moen; Nordic Journal of
Applied Ethics (2015), 9 (1), 111–124. Het staat hier: Hieronder passages uit de samenvatting en de conclusies snel even vertaald:
[ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ]
|