Pedofilie - Mini-colleges  

[ < Vorige ]   [ Start ]   [ Omhoog ]   [ Volgende > ]

Mini-college # 15, maart 2019:

Tom O’Carroll en ‘de onschuld’ van het kind

Voorwoord

Van Augustín Malón lazen we al in college 09, september 2018 over The participating victim (2009) en in college 13, januari 2019 over Adult–Child Sex and the Limits of Liberal Sexual Morality (2015). In beide artikelen schrijft hij, of lijkt hij te schrijven dat hij de genoemde contacten in bepaalde gevallen aanvaardbaar vindt; juister gezegd: dat hij de in de literatuur argumenten voor een universele veroordeling ervan onvoldoende vindt.

In college 14 bespraken we zijn artikel uit 2017: Adult-Child Sex and the Demands of Virtuous Sexual Morality; Sexuality & Culture; 21(1), 247-269, ofwel ‘Seks tussen kinderen en volwassenen en de eisen van de seksuele deugden-ethiek’, in zijn geheel te vinden op < https://www.ipce.info/library/journal-article/adult-child-sex-and-demands-of-virtuous-sexual-morality >.

Hierop heeft Tom O’Carroll een lang tegen-artikel geschreven: Childhood ‘Innocence’ is Not Ideal: Virtue Ethics and Child-Adult Sex, ofwel ‘De ‘onschuld’ van het kind is niet ideaal: de deugdenethiek en seks tussen kinderen en volwassenen’, Sexuality and Culture, april 2018, in zijn geheel te vinden op < https://www.ipce.info/library/journal-article/childhood-innocence-not-ideal-virtue >. De literatuur staat op < https://www.ipce.info/library/journal-article/references-childhood-innocence >.

Dit artikel bespreken we hier in een ingekorte Nederlandse bewerking ervan. Even repeteren: plichten-ethiek = wat (niet) toelaatbaar is; deugden-ethiek = wat wenselijk en pragmatisch is.

Samenvatting

Malón (2015 – zie college 13) concludeerde dat de gebruikelijke argumenten tegen seksuele relaties tussen pre-pubertaire kinderen en volwassenen niet voldoen om de onjuistheid van die relaties als moreel onaanvaardbaar te duiden.
Malón (2017) gebruikte de deugden-ethiek om de onjuistheid van die relaties aan te tonen.

Dit artikel bestrijdt deze benadering via de deugden-ethiek door
(1) te bestrijden dat seksualiteit een eigen en specifieke ethiek vereist;
(2) te bestrijden dat de deugden-ethiek hier geldt, waar andere argumenten falen, en
(3) te beweren dat deze relaties als deugdzaam kunnen worden gezien vanuit een andere visie op wat deugdzaam is.

Inleiding

Malón (2015) zegt dat de deugden-ethiek de mogelijkheid open laat om deze relaties moreel aanvaardbaar te achten, zolang ze wederzijds gewenst zijn, geen exploitatie inhouden of schade aanrichten en men er behoedzaam mee omgaat; dit vanwege de kans op schade door een taboe of een wet te schenden, met alle gevolgen van dien, zoals schaamte, schuldgevoel, stigmatisering, trauma en bestraffing.
In Malón 2017 (zie college 14) is vooral de morele onwenselijkheid van deze contacten besproken. Hierover gaat dit artikel.

Malón 2017 stelt dat seksualiteit zozeer verschilt van andere handelingen dat de algemene ethiek hier niet van toepassing is: ‘Seks is de uitzondering’. Dit zou toch wel beargumenteerd moeten worden. Dit is in Malón 2017 niet gedaan, noch door de auteur, noch door zijn voornaamste bron: Scruton (1986).

Beiden beroepen zich op Aristoteles, wiens visie toch tijd- en cultuurgebonden is, net zoals de visie van de neo-Arstotelianen, hier Malón en Scruton. Dit blijkt al uit Aristoteles’ verdediging van de slavernij. Aristoteles volgt hierin zowel de toenmalige meerderheid als de toenmalige wijzen. Malón en Scruton doen net zoiets met pedofilie [pedoseksualiteit - FG]; zij geven alternatieve standpunten geen kans, zoals Rind (2002) ook opmerkt. Zij gebruiken retorische (persuative) definities [d.w.z. die niet iets definiëren maar iets bepleiten].

Dit artikel kritiseert Malón’s deugden-ethiek inzake dit onderwerp
(1) door de stelling ‘seksualiteit is uitzonderlijk’ te bestrijden,
(2) door de gebruikte deugden-ethiek te bestrijden, en
(3) door te stellen dat een andere deugden-ethiek zulke relaties wel degelijk als een nastreefbaar ideaal te zien.

De nadruk ligt hier, net als bij Malón, op pre-pubertaire kinderen; vanaf de puberteit gelden andere regels en idealen, dus andere ethiek.

[1] De illusie van ‘seks als uitzondering’

Malón ziet pedofilie als een perversie. Ik meen echter dat het pedofiele verlangen niet indruist tegen de wens om het welzijn van het kind en de volwassene te bevorderen, iets dat Aristoteles een deugd noemt.
Als je nu seksualiteit op zich als een edel doel ziet, dat echter niet bereikt kan worden in een kind-volwassene relatie, dan leid je, aldus Malón, het kind de verkeerde kant op, namelijk af van wat algemeen gezien wordt als goede seks.
Maar, zegt O’Carroll, wat is dan het doel van seksualiteit?

  • Voortplanting? Dan vallen masturbatie, homoseksualiteit, anticonceptie en nog heel wat meer al af, en is kind-volwassene seks intrinsiek [= per se, wezenlijk] onjuist.
  • Welzijn? Wat is er dan tegen seksualiteit van en met kinderen?

Malón volgt niet de lijn van ‘alleen voortplanting’, hij verzet zich tegen de belevingsvisie, die seksualiteit alleen als fysiek genitaal plezier ziet. Als alleen het genot telt, is dit een vorm van hedonisme, die inderdaad verwerpelijk is; er is en er telt meer mee.

Zelf meen ik dat deze vormen van seksualiteit,
(1) gezien als spel, moeten kunnen, en
(2) dat ze binnen een diepere relatie niet schadelijk (hoeven te) zijn voor het ideaal ‘het welzijn van het kind’, zoals al bewezen is.

Malón ziet seksualiteit als uitzonderlijk, als een hoog maar complex ideaal, waarover nogal wat verschillende opvattingen bestaan. Hierbij beroept hij zich op Roger Scruton, een radicaal-conservatieve filosoof. Scruton verwerpt expliciet het wetenschappelijke onderzoek naar de menselijke seksualiteit. Hij ziet zulk onderzoek als onderzoek naar iets laags, iets dierlijks – een bepaald subjectieve opvatting die juist niet naar het typerend menselijke zoekt. Zo meent hij dat dieren niet in staat zijn tot verlangen en opwinding – een weinig feitelijke benadering. Scruton geeft de voorrang aan de transcendente filosofie van o.a. Kant [die zegt dat menselijke overwegingen de feiten van alledag te boven gaan: transcenderen – FG].

Toch vormen opwinding, verlangen en erotische liefde nu net de basis van de menselijke seksualiteit. Wellicht kunnen dieren niet verliefd worden zoals de mens dit kan. Dit zou een antropomorfe fantasie zijn, ofwel de dieren menselijke eigenschappen toedichten.

Blijft de vraag: is het vermogen tot erotische liefde nu zo’n grote bijzonderheid dat het om een eigen specifieke ethiek vergt? De ethische eis is dan dat men de ander bewust ziet als persoon, niet slechts als een lichaam. Men verlangt dan niet, zegt Malón, naar een lichaam, zelfs niet naar een persoon, maar naar de wederzijdse vereniging van twee zielen in hun lichaam (embodied beings). Zo niet, dan is men abnormaal en pervers.

Scruton:
Het seksuele verlangen is, in elke geval uiteindelijk, altijd bewust gericht op een uniek individu als persoon. Het verlangen naar ‘een vrouw’, zoals bij de eenzame zeiler, geeft geen opwinding. Pas een bepaalde unieke vrouw brengt dit teweeg. Voordien verlangt de zeiler alleen naar dit verlangen.

O’Carroll:
… betwijfelt dit. Het is een leuk, maar te complex idee van een filosoof, maar niet de realiteit. Hij citeert meerdere auteurs die ook vinden dat Scruton’s idee een mythe is: Promotatz, Yeats, Hume en Fane, die zegt dat seks niet om zielen gaat; het verlangen is naar seks, niet eens naar liefde.
Hier faalt de (seksuele) deugden-ethiek. Lust = lust, liefde = liefde. Lust kan ook zonder liefde. Is dit slecht, egocentrisch? Nee, ook lust kan welwillend en menslievend beleefd worden, terwijl liefde ook egocentrische elementen kan bevatten – zegt ook Primoratz. Scruton geeft dit wel min of meer toe, maar trekt en de consequenties niet uit.

Liefdesrelaties zijn fundamenteel voor het menselijke welzijn, ook al kan de seksuele kant, de lust, er in de loop van het leven langzaam uit sluipen (fade with time). Een gezin stichten is gebaseerd op liefde, niet op seks. Ook staat ‘een beetje seks’ een liefdesrelatie niet in de weg. Zelfs Primoratz gunt de eenzame zeiler zijn ‘dierlijke’ verlangen. Hij meent dat je beter de werkelijkheid kunt beschrijven dan er een overtuiging in te stoppen met retorische (persualive) definities.

Scruton’s beschrijving is als een kaartenhuis; in termen van Aristoteles en Kant: een tijd- en cultuurgebonden dogma. Zie maar: ten tijde van Aristoteles kon iemand die slaven had als deugdzaam persoon door de stad lopen; tegenwoordig kan een plezierjager als gentleman door het leven gaan. Dit is meer een vorm van ‘groepsdenken’ dan en echte deugd of echte ethiek.
Hier zien we de deugden-ethiek falen. Dezelfde ethiek faalt als het tot dogma verheven wordt en geen andere opvattingen tolereert, in dit geval over seksualiteit. De andersdenkenden worden dan ‘pervers’, ‘obsceen’, ‘walgelijk’ en ‘onzedig’.

Malón drukt zich iets netter uit, maar doet, net als Scruton, toch denken aan de predikers die met de hel dreigen voor wie ‘anders’ is, denkt of voelt dan dit hoge ideaal. Veel van wat wij als normale seks beschouwen, zoals masturbatie, voldoet niet aan dit hoge ideaal. Voor je het weet, ben je in hun ogen pervers.
Scruton heeft het niet zo op met de Verlichting en haar rationaliteit. Hij ziet meer in idealistische dogma’s, in feite een utopie [= ideaalbeeld], geen realiteit. Ook dictators zijn dol op dogma’s en utopieën, en in het uitsluiten van wie anders denkt.

[2] De deugden-ethiek en seksuele relaties tussen kinderen en volwassenen

Malón (2017) benadert dit onderwerp met drie [paren van] kernbegrippen:
(a) ‘persoon’ en ‘obsceniteit’,
(b) de seksuele relatie (bond) en
(c) ‘erotisch neutraliseren’ en ‘uitgebreide incest’.

(a) Perversie en obsceniteit

Malón schrijft eerst over ‘normaliteit’, in het bijzonder aan de hand van Thomas Nagel en Roger Scruton:

Thomas Nagel
Deze wil over seksualiteit niet in termen van normen spreken, hij kiest de medische invalshoek. In die visie ziet hij homoseksualiteit als afwijking van de natuurlijke neiging tot heteroseksualiteit – niet als ‘slecht’, maar als ‘pech’.

Roger Scruton
Deze is juist zeer normstellend: omdat seks met een persoon en wederzijds hoort te gebeuren en omdat een kind nog geen persoon is – een dubieuze en niet feitelijke stellingname, zegt O’Carroll dan – kan deze vorm van seks niet wederzijds zijn en is het pedofiele verlangen intrinsiek [= in wezen] pervers.

O’Carroll
Twee bezwaren komen al direct op:

(1) In het normale spraakgebruik is elke mens een persoon… behalve dan de slaven in de VS: die waren ‘eigendom’. Menigeen beschouwt een firma ook als (rechts)persoon: incorporated, dus verantwoordelijk. De meeste mensen zien ook gevoel hebbende dieren als paarden en honden in feite als ‘personen met rechten’. Niemand zal beweren dat kinderen gevoelloos zijn. Een kind wordt weliswaar niet juridisch verantwoordelijk gehouden, maar kinderen kunnen weldegelijk handelingen verrichten en relaties aangaan, dus persoon zijn.

(2) Dat kinderen geen wederzijdse relatie kunnen aangaan, kan niet empirisch [feitelijk] onderbouwd worden. Ook honden zijn daar bepaald goed in, zoals zelfs Scruton erkent. Honden kunnen niet rationeel zijn, ze kunnen wel wederzijdse gevoelsrelaties aangaan. Een kind kan dit zeker ook, ook bewust en doelgericht – twee eisen van Malón en Scruton aan het persoon zijn. Kan een kind hier verantwoordelijkheid dragen? Zelfs firma’s kunnen dit, maar in de omgang met dieren is de mens verantwoordelijk en in de omgang met kinderen is de volwassene dit.

Toch accepteert Malón wel seks tussen kinderen onderling, “zolang het hun onschuld niet bedreigt”. Wat is onschuld? Malón definieert het niet. ‘Onwetendheid’ dan? Het zijn juist de volwassenen die een kind (inzake seks) onwetend houden. Pas de jongere wordt in de seksualiteit ‘ingewijd’. Ook wordt maagdelijkheid hoog geacht door de mannen in een patriarchale samenleving – en door feministen betwist.

Kenners van de evolutie zeggen dat zowel de ontwikkelde aap als de vroege mens veel seksuele contacten had op allerlei leeftijden, en wel meer gericht op plezier dan op controle. Het is de Westerse ontwikkelde mens die dit ‘onnatuurlijk’ is gaan vinden.
Malón steunt een radicale scheiding tussen kinderen en volwassenen, op grond van beider capaciteiten. Welnu, het is omstandig bewezen dat kinderen ook vóór de puberteit een orgasme kunnen krijgen en hiervan genieten. Zo zijn er ook genoeg als wederzijds en positief beleefde seksuele contacten van kinderen met volwassenen beschreven: ze bestaan echt en kunnen wederzijds en heel liefdevol zijn.

Het onderscheid dat Malón maakt tussen ‘normaal’ en ‘pervers’ is geliefd bij geharnaste traditionalisten, tot op het onmenselijke af. Malón plaatst ‘de pedofiel’ op een even laag niveau als een minnaar van dieren of dode mensen omdat deze mensen de controle willen houden over hun liefdesobject.
Wat een emotief [= emotie-oproepend] taalgebruik, zonder enige empirische [= feitelijke] basis – en wat een gebrek aan literatuurverwijzingen! Emotief: ‘de pedofiel’, ‘de neger’, ‘de jood’ … die slechts macht wil uitoefenen …
Scruton weigert pedofilie te zien als een oriëntatie die je bij jezelf ontdekt en waar je niet voor gekozen hebt. Al sinds Seto (2012 – zie college # 5) wordt pedofilie in de wetenschap in toenemende mate gezien als een oriëntatie, gedragen door mensen die begaafd, rationeel en empathisch kunnen zijn en die er legaal mee kunnen leven – dus niet per se als een stoornis.
Scruton weet zijn standpunt niet wetenschappelijk te onderbouwen, hij neemt zijn toevlucht tot de roman- en fictie-literatuur: De roman ‘Dr Zivago’ van Boris Pasternak (1958).

(b) De seksuele relatie (bond)

Malón (2017) citeert Unterwager & Wakefield (1994) waar deze zeggen:

“Reduceer zulk contact dus niet tot genitaal plezier, want dit kan leiden tot een type schade die niet empirisch is vast te stellen, maar die wel kan leiden tot een verkeerd begrip van seksualiteit, wat op zijn beurt kan leiden tot een onvermogen om zich intiem en emotioneel te binden aan een ander, en met die ander slechts instrumentele genitale contacten aan te gaan zonder innerlijk contact.”

O’Carroll:
Dit is pure speculatie zonder bewijs, ook bekend in de victimologie, waarin men de latere problemen (slechts) veroorzaakt ziet door seksuele ervaringen in de kindertijd, terwijl de samenhang met verwaarlozing, geweld en andere gezinsproblematiek niet vermeld wordt. Omgekeerd kunnen volwassenen niet alleen ‘overleven’ na een seksueel contact in hun kindertijd, maar zich, na deze vaak genoeg als weldadig beleefde ervaring, ook prima ontwikkelen, gelukkig trouwen en een gezin stichten, leiden en verzorgen.
O’Carroll noemt een voorbeeld hiervan: Heinz Kohut, beschreven door Strozier (2001). Er bestaat meer literatuur hierover, o.a. Rivas 2013 [*]. Het is het ‘zwarte zwanen bewijs’ [**].

[* < https://www.ipce.info/host/rivas/positive_memories.htm >
[** Zelfs één zwarte zwaan bewijst dat niet alle zwanen wit zijn – FG]

Waarom zouden trouwens plezierige ervaringen in de kindertijd latere intieme relaties in de weg staan? Is het niet logischer om gebrek aan intimiteit in de kindertijd hiervoor verantwoordelijk te achten? Juist dit is wel bewezen, o.a. door John Bowlby in zijn onderzoek naar gebrek aan aanraking in de vroege kindertijd.

Malón ziet zoiets ook als het lot van ‘de pedofiel’: seks zonder een langdurige liefdesband. Dit laatste, die langdurige seksuele liefdesband, is volgens Olivia Fane een mythe. Na een jaar of zeven verandert het huwelijk drastisch, zoals ook een pedofiele relatie na zeven jaar verandert. Malón ziet ‘de pedofiele relatie dan ook nog zo:

“De pedofiel verlangt niet naar het kind als persoon, maar slechts naar een persoon in een bepaalde fase van het leven, waarin het zich nog niet ontwikkeld heeft als persoon.”

Olivia Fane:

“De erotische liefde gaat over in liefde, affectie, band.”

O’Carroll:
Een pedofiele relatie hoeft niet levenslang te zijn; een relatie om een gezin te stichten idealiter wel. De pedofiel laat het kind heus niet ineens in de kou staan, wel verandert de relatie als het kind ouder wordt – net zoals de relatie met de ouders dan anders wordt: de intimiteit neemt af, het kind wordt ‘jongere’ en gaat zijn eigen weg, de liefdesband blijft. In een pedofiele relatie gaat het niet anders. Die relatie is ook nog vrijwillig gekozen en hoeft dus niet per se in stand te blijven. Centraal in de pedofiele relatie staat het kinderlijke lichaam, niet een volwassen lichaam. Met en na de puberteit verandert dit lichaam en zoekt de jongere eigen en nieuwe zelf gekozen contacten. De geestelijke band kan blijven bestaan, hetgeen ook bewijsbaar gebeurt. Dit is een natuurlijk proces.

(c) ‘Erotische neutralisering’ en ‘uitgebreide incest’

Malón:
Die neutralisering betekent dat en bepaalde gebieden zijn waarop seksuele relaties niet gepast zijn, zoals school, werk en vriendschap, evenals tussen ouders en kinderen: hun verhouding is een andere. De ouders hebben een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, die ook een zekere mate van controle inhoudt. Daar past geen seksualiteit bij.

O’Carroll:
Faalt de vader hier die vrijt met zijn dochter? Er is hier meer aan de hand. De feministen wijzen ons op de patriarchale macht, die de man ook op zijn vrouw uit kan oefenen, ook in niet seksuele zaken. Dit is dan ook meer een kwestie van de algemene ethiek: ‘wees niet zelfzuchtig’, dan van specifiek seksuele ethiek. Het punt is meer dat de ouders een legaal gezag bekleden, gelegitimeerd door de plicht om op te voeden, dus ook wel onder controle te houden. Juist bij seksualiteit geef je de controle op, je geeft je aan de ander, volg je diens wil.

Hier zit dus wel iets in, wat Malón hier zegt, al legt hij wel veel nadruk op het gezag, de hiërarchie – op zich een nogal achterhaald idee uit de tijd dat de huisbedienden ‘hun plaats moesten kennen’. Nu ziet Malón de ouder-kind relatie bedreigd door vriendschap en gelijkheid.

Vriendschap heb je echter in graden en fasen. Zo is er het begin, ‘familiariteit’, dat een zekere mate van vriendelijkheid en intimiteit inhoudt. Vriendschappen tussen de generaties uitbannen verbetert de relaties niet. Wij willen de autoritaire pater familias niet meer, net zo min als de Victoriaanse verhoudingen tussen ‘meneer & mevrouw’ en het personeel – dat in feite de kinderen grootbracht, kinderen, die toen hun ouders nauwelijks kenden, wat toch geen compliment is voor een emotioneel afstandelijke houding van de ouders.

Twee empirische, feitelijke, vragen komen op rond dit thema ‘de hiërarchie’.

Seksuele contacten tussen kinderen en volwassenen zijn anders …
… dan die tussen volwassenen, namelijk: niet een totale wederzijdse lichamelijke overgave, nee, eerder een speels contact op het niveau en het stadium van de seksuele ontwikkeling van het kind. Het lijkt meer op ‘voorspel’ dan op ‘seks’; het is gericht op het kind dat de voorrang krijgt. Hiervoor hoeft de volwassene zijn gezag niet te verliezen, ongeveer zoals de vader ‘voetbalt’ of stoeit met zijn zoontje, op diens niveau. Dit versterkt juist de band. Het beeld van ‘de pedo’ klopt niet, als zou die voetballen met een kleuter als zou die al volwassen zijn.
In werkelijkheid is ‘de grote vriend’ eerder een gewaardeerde coach voor het kind, zoals in de literatuur is beschreven (Terry Leahy 1991 [*], Kami & Goldberg 1992). Zo is geslachtsgemeenschap in die contacten uiterst zeldzaam, in elk geval vóór de tienertijd. [*< https://www.ipce.info/library_3/files/negotiating_stigma.htm >

(2) Een tijdelijke omkeer van de hiërarchie …
… kan zeer heilzaam zijn in de opvoeding: ‘Pap, je moet je veiligheidsriem nog omdoen’ – ‘Pap, stop toch eens met roken!’ Bij het ‘paardje spelen’ is de ruiter, het kind dus, de baas over het paard, de volwassene. Ook dit is goed voor de band tussen hen beiden.
In de film Jaws vraagt de vader, overweldigd door zijn zorgplicht, zijn zoontje om een kus. Waarom? “Dit heb ik nu even nodig.” Het kind geeft de vader wat deze nodig heeft, dus doet het goede.

Over literatuur gesproken, wat Scruton doet, is wel erg selectief omgaan met de literatuur, als ware ‘de pedofiel’ altijd een monster. De werkelijkheid leert anders.

Enkele andere misverstanden

Malón:
Wetenschap moet ook letten op de ethische kant van de zaak, met name bezien of empirisch onderzoek hierbij wel helpt. Denk aan de morele schade die empirisch niet zichtbaar is, maar die toch leidt tot het afzien van.

O’Carroll:br Mijns inziens kan morele schade best empirisch onderzocht worden, bijvoorbeeld bij militairen die immorele dingen hebben meegemaakt. Ook bestaat er in de deugden-ethiek het begrip ‘moreel karakter’, dat meetbaar is, zowel in een experiment (Milgram 1963) als in evolutionair onderzoek. Dus moeten ‘de tegenstanders’ de morele schade maar eens aan zien te tonen. De ‘voorstanders’ zouden een alternatief ideaal concreet moeten uitwerken.

Eens rondkijken bij onze mede-zoogdieren kan hierbij helpen. Zie bijvoorbeeld de bonobo’s met hun cultuur van toegestane intimiteit; die kan wel eens ‘menselijker’ zijn dan onze vele regels, ge- en verboden.

Zo is er ook een volk in Tanzania dat huwen op jonge leeftijd toestaat, te weten met aanvankelijk beperkte seksualiteit zonder penetratie. De jonge meisjes zijn hier, anders dan Malón veronderstelt, gelukkig mee, zo is er beschreven. Andere volken, zoals de Bemba, kennen die strikte scheiding tussen de generaties niet, hoezeer Malón deze ook als universeel veronderstelt. De intimiteit is hier ingebed in een toegewijde relatie en deze verhindert de opvoeding, de pedagogische dimensie van Malón, juist niet.

Dus: de deugden-ethiek, op zijn minst haar begrippen als ‘perversie’, ‘obsceniteit’ en ‘erotische relatie’ wordt niet gesteund door empirisch onderzoek: er bestaan ‘zwarte zwanen’. Een aparte seksuele ethiek is hier dan ook niet nodig. Volstaan kan worden met het globale ethische principe ‘doe een ander niet aan wat je zelf niet wilt’ en, zoals Kant ook zegt, ‘respecteer de gevoelens van de ander’. Dit geldt voor de omgang met elke medemens, inclusief de kinderen.

Een alternatief ideaal

De hoge idealen van een seksuele ethiek, zoals we die hierboven hebben gezien van Scruton en Malón, zijn voor kinderen, maar ook voor veel volwassenen te hoog. Het onderstaande alternatief is wel haalbaar, zij het in een bepaalde vorm van samenleven.
Inderdaad, seks is meer dan alleen plezier. Malón verwijst voor een samenleving waarin kinderen ook van jongs af aan gewoon seksueel plezier kunnen beleven, naar Huxley’s boek Brave New World, zij het met voor Malón het probleem dat seksualiteit daarin besproken wordt met een algemene ethiek in plaats van met een specifiek seksuele ethiek.
Mijn probleem met Huxley is dat zijn Brave New World geen utopie is [= de beschrijving van een ideale samenleving], maar juist een dystopie [= het tegenovergestelde daarvan], namelijk een totalitaire samenleving – bepaald niet mijn ideaal – waar Huxley juist voor waarschuwt.

Malón wijst de belevings-visie af als ‘te smal’, te louter gericht op zelfzuchtig hedonisme [= met mijn genot als hoogste waarde]. Ik wil meer een holistisch [= veel-/alles-omvattend] ideaal aanreiken, en wel de visie van de jaren ’60 en ’70 met hun love and peace, sindsdien verguisd en gedemoniseerd door Scruton. Deze ziet dat ideaal als ‘vervreemding’ (van de traditie en de gemeenschap)en die verandering dus als fout. Een verandering kan echter ook goed zijn.

De samenleving is vitaal. Het is goed om er aan deel te nemen, maar zij is ook zo vitaal dat zij ook kan veranderen. Zij hoeft zich niet nostalgisch aan een voorbij verleden te blijven hechten, iets wat Scruton in elk geval wel doet met zijn afkeer van homoseksualiteit en zijn hang naar religie als bindmiddel van gemeenschappen. Die tijd is voorbij. Dát verleden hat nogal wat excessen zoals imperialisme en erger.

Dan vind ik love and peace een beter ideaal. Zelfs Malón citeert Piers Benn, die zegt:

‘Zie nu ook eens de goede kanten van de seksualiteit: intimiteit, tederheid, relatie, geluk, hoewel die, met name in de ouder-kind relaties, niet eens seksueel hoeven te zijn, al kunnen ze hier, al dan niet bewust tegenaan liggen, dicht tegen love and peace en Make love, not war.’

Deze idealen impliceren ook: vermijd jaloezie, rivaliteit, competitie, conflicten en een patriarchale samenleving die dit oproept. Dus, ‘beste samenleving, verander jezelf, je kunt het!’
Competitie hoeft op zich nog geen probleem te zijn, we zien het in de evolutie, in de sport, de handel en de techniek – zolang ze niet tot dodelijke conflicten leiden. De mens is, naast competitief, immers ook coöperatief, meer zelfs dan menige diersoort. Zodra competitie een hogere waarde kreeg dan coöperatie, ging er nogal wat mis; denk aan het klimaat en de dreiging van een nucleaire oorlog. Laat dus de coöperatieve kant van de mens de hoogste waarde krijgen.

Lees eens Prescott (1975). [*]

Deze bewijst dat vroege intimiteit tussen generaties, inclusief vormen van seks, leidt tot minder geweld later in het leven. Juist het gemis aan lijfelijk contact in de kindertijd (‘sensorische deprivatie’), met alle eventueel ook erotisch-seksuele connotatie daarvan, leidt, zo zag Prescott, tot depressie, agressie en verslaving aan prikkels.

Zie ook Narvaez (2009) en Levine’s Harm to Minors. [*]

Creëer dus ‘een seksuele zandbak’ waarin kinderen en jongeren seksualiteit kunnen leren en oefenen, zonder al de verantwoordelijkheden van de volwassene te hoven dragen, zoals meisjes het moederschap leren met hun poppen.

Het Muria-volk in Bastar, India, heeft zo’n ‘zandbak’, een leerplek voor de kinderen, ghotul genaamd, waarin jonge kinderen bij hun ouders slapen en waarin de deuren van de slaapkamer niet op slot zitten. De iets oudere kinderen hebben daarnaast ook een eigen domein onder leiding van een weer iets oudere jongens en meisjes. Seksueel spel is hier geoorloofd, ook voor tieners, zonder met elkaar te hoeven trouwen. Zwangerschap kan vermeden worden. Zie Elwin 1947 en Von Fürer-Haimendorf 1982.

Kan dit ook in onze Westerse samenleving? Dan zou op zijn minst de age of consent lager moeten worden in plaats van, zoals nu, alsmaar hoger. Zelfs de #MeToo beweging heeft laten zien wat instemming, consent, dan wel het ontbreken hiervan met mens en samenleving doet. Ook zou er minder angst voor seksuele vrijheid, ‘seksuele hervorming’, moeten zijn.
Zeker, er zijn nu excessen, maar zo’n periode van excessen kan gevolgd worden door een periode van herbezinning, van herwaardering van de waarde van instemming, dus van verandering.

‘Wees behoedzaam’ …

… want seks tussen kinderen en volwassenen kan, in deze samenleving, zowel het kind als de volwassene schade toebrengen, terwijl het op zich ethisch verantwoord kan zijn. De samenleving kan er ook naast zitten, en de persoon juist niet.

Kershnar (2001) meldt dat ook Aristoteles dit probleem zag: iets kan op zich deugdzaam zijn, terwijl de samenleving dit toch afwijst. Hij noemt ook Socrates, die, hoe deugdzaam ook, toch de gifbeker moest drinken – en ook dronk. Hij moest wijken voor de samenleving. Dit deed hij met grote waardigheid, dus deugdzaam. De samenleving zou, zegt Keshar, er goed aan doen om die schade eens objectief en empirisch aan te tonen, in plaats van bepaalde handelingen bij voorbaat af te keren.

O’Carroll zegt dan dat juist het erkennen en gebruiken van de begrippen ‘perversie’’ en ‘obsceniteit’ deze objectieve en empirische blik verduisteren en dus de gewraakte daden bij voorbaat doen afkeuren.

Conclusie

Met Kershnar mogen we nu wel stellen dat de ethische wel-/niet-aanvaardbaarheid van seks tussen kinderen en volwassenen afhangt van de feitelijke vaststelling van schade in de brede zin des woords: fysiek, psychisch of moreel. Dit zal dan wel bewezen moeten worden. Dit kan ook empirisch onderzocht worden, zij het niet zonder problemen, omdat, zoals Malón ook zegt, er een waarden-conflict een rol in speelt: wat is schadelijk en door wie wordt die schade aangericht? Wat is normaal, wat is de norm voor een kind? Hierover verschillen de meningen.

Archard (2015) noemt het voorbeeld van het besnijden. Daar mag nog wel eens goed over gediscussieerd worden. Zo ook over kinderseksualiteit en de ontwikkeling hiervan in het kinderleven: wat is normaal? We weten het nauwelijks. Het is ook niet eenvoudig om te onderzoeken vanwege de weerstand ertegen.

Op zijn minst mogen we nu wel concluderen dat ‘de kinderlijke onschuld’ niet bestaat en dat wederzijds gewenste seksuele contacten tussen kinderen en volwassenen niet intrinsiek, niet op zichzelf, schadelijk hoeven te zijn – ze kunnen zelfs heilzaam zijn.

Er is geen deugden-ethiek nodig om het toelaatbare af te grenzen van het ontoelaatbare, hoezeer Malón dit ook beweert. Die ethiek kan ons wel helpen om onszelf een ideaal te stellen waarin kind-volwassene seksualiteit niet per se ontoelaatbaar hoeft te zijn.

Tenslotte: Zowel Malón als Scruton gaan er van uit dat de mens, en dus diens seksualiteit, enorm verschild van het dier – een intussen verlaten standpunt. Men en dier vormen eerder een continuüm, dus ook de seksualiteit, dus ook de ethiek, zoals er nu ook her en der door onderzoek duidelijk is geworden.

Nawoord – door FG.

Malón verraste ons in 2009 met The Participating Victim’. Hij moet gedacht hebben: ‘Hé, vrijwillige contacten? Dan is ‘het’ toch niet altijd slecht? Laat ik eens naar de argumenten ‘tegen’ gaan kijken.
Dit deed hij in 2015 met Adult–Child Sex and the Limits of Liberal Sexual Morality. Hij moet zich weer verbaasd hebben: ‘Hé, die argumenten zijn onvoldoende!’ Hij eindigt dan met een citaat van Goldberg dat hij in 2017 herhaalt:

“Ik geloof dat dit [seksualiteit van kinderen met volwassenen] toch slecht is omdat het seksueel is.”
Malón herhaalt ook zijn eigen slotzin:
“Goldman kan hiermee wel eens een universele morele intuïtie mee verwoorden, die we beter niet over het hoofd kunnen zien.”

Dus zoekt hij verder en komt uit bij de ethiek in 2017: Adult-Child Sex and the Demands of Virtuous Sexual Morality. ‘Aha!’ kan hij gedacht hebben: ‘Dus toch slecht!’
Dit doet hij aan de hand van Roger Scruton. Een actuele voetnoot hierbij is dat deze Scruton de co-promotor en een inspirator is van Thierry Baudet van het Forum voor Democratie. Scruton verzet zich tegen de veranderingen van rond 1968: vóór nostalgie, paternalisme en de Brexis, tegen de EU, seksuele vrijheid, homoseksualiteit, multiculturalisme, gelijkheidsdenken, feminisme, modernisme en islam. Malón had een betere leermeester kunnen kiezen.

Hiermee geeft hij wel een draai aan en een impuls in de wetenschap: het zijn niet (alleen) meer de feiten die tellen, je moet er ook met de ethiek naar kijken. Feiten: het kind kan instemmen, er kan ook geen schade zijn, dus … ‘Ho ho!’ zegt de (of: deze) ethiek: ‘Niet zo snel! Er kan schade optreden, zelfs – zegt Malón – schade die je empirisch niet kunt aantonen, die je dus niet kunt zien, maar die er toch is of kan zijn: morele schade. Dus … Zie Malón 2017. Hier geeft Tom O’Carroll een weerwoord op: zie hierboven.
Tegen ethiek op zich is geen bezwaar, maar weet dan wel dat ethiek er is in soorten en maten, in ‘scholen’ en perioden, conservatief en progressief, dictatoriaal en democratisch, rechts en links.
Uiteindelijk komt Malón uit bij: ‘Wees behoedzaam’. Daar is natuurlijk niets tegen.

Het huiswerk

Dit begint natuurlijk (1) met hier eens goed over na te denken en de eigen standpunten te bezien, misschien te herzien.

Dan (2) komen we hier Tom O’Carroll tegen, die zeker thuis hoort in de serie ‘Ken uw klassieken!” Zijn boek Paedophilia, the Radical Case uit 1980 is zeer veel gelezen, ook door studenten in hun opleiding, is veelvuldig geciteerd en heeft zeker invloed gehad. ‘Even vertalen’ zit er hier en nu niet in, dus: lees het boek eens. Het staat hier: < https://www.ipce.info/host/radicase/index.htm >.
Vermeld mag ook nog worden zijn dikke boek over Michael Jackson: Michael Jackson, Dangerous Liasons, 2010, onder de naam ‘Carl Thomas’, Matador, Leicester, dat uit de handel genomen is.
Nog zoiets: zijn lezing voor het World Congress of Sexology, Paris 2001: Is Paedophila Violent?die niet uitgesproken mocht worden, maar door Ipce alsnog is gepubliceerd op < ://www.helping-people.info/articles/violent_frame.htm >. >.

Voor de ijverige student (3) is er nog een recent artikel dat ook de ethiek als invalshoek heeft. Nu we toch even gewend zijn aan het ethische denken, kan dit goed aansluiten op het bovenstaande en eerder vertelde. Het artikel is ook eenvoudiger geschreven en goed te lezen. De conclusies zijn ook milder dan we bij Malón gezien hebben – wellicht ook goed om de eigen gedachten te (her)vormen.

Het artikel is: The ethics of pedophilia; door Ole Martin Moen; Nordic Journal of Applied Ethics (2015), 9 (1), 111–124. Het staat hier:

Hieronder passages uit de samenvatting en de conclusies snel even vertaald:

Uit de Samenvatting:
[…] Ik betoog in dit artikel dat pedofilie slecht is, alleen omdat en alleen in de mate waarin het schade oplevert voor kinderen, maar dat pedofilie op zich, met haar gevoelens en handelingen die geen schade opleveren, moreel OK is. Ook betoog ik dat het doel van sociale en juridische actie zou moeten zijn: het verminderen van die schade – en dat de huidige praktijk in deze contraproductief is.

Uit de Conclusie, ingekort: […] Pedofilie, als gevoel en voorkeur, is moreel neutraal. Bezig zijn met seks met kinderen is immoreel, maar niet zo slecht, dus verwijtbaar, als doorgaans wordt aangenomen. Voorts is het genieten van verhalen, fictie, en het zien van ‘pedofiele’ computer-gegenereerde afbeeldingen moreel aanvaardbaar. […]
Pedofielen mag je niet veroordelen voor was ze zijn en voelen […] De nietdaders verdienen eerder lof voor hun wilskracht. Zij moeten hierover, bijvoorbeeld met hulpverleners, zonder schroom kunnen spreken. […] Niet minder zou dit ‘spreken over’ een plek moeten krijgen in het onderwijs. In de klas zit namelijk vast wel een percentage aan jonge mensen met deze gevoelens.

[ < Vorige ]   [ Start ]   [ Omhoog ]   [ Volgende > ]