Pedofilie - Mini-colleges [ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ] |
Mini-college # 13, januari 2019: Augustín Malón en de liberale ethiek
Augustín Malón is een Spaanse professor die veel geschreven heeft, o.a. een artikel
dat in college nr 9, sept. 2018 op
< http://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_09.html >
al besproken is, namelijk The "Participating Victim" … enz. enz. Nu bespreken we een tweede artikel van Malón: Adult–Child Sex and the Limits of
Liberal Sexual Morality; Archives of Sexual Behavior, 2015 - 44 - Febr., dat in zijn
geheel hier staat: De opzet
Bij het spreken over (de toelaatbaarheid van) seksuele contacten tussen kinderen en
volwassenen doen de feiten er toe, maar ook de moraal (bepaalde normen en
waarden) en dus de ethiek (het wetenschappelijke denken en spreken hierover). We
kwamen dit al tegen in college 11, november 2018: De strijd om de vrije wil, de
feiten en de moraal - Het debat rond de publicaties van Rind, Bauserman &
Tromovitch, op De kern
Bezien vanuit de liberale ethiek à la Kant (= wees rationeel) en de pragmatici, alias
het utilitarisme (wat werkt, dat is waar & goed), is het verstandig om deze
contacten te vermijden, al zijn ze in bepaalde omstandigheden toelaatbaar, al zijn er
mensen die er ethische bezwaren tegen hebben. Maak onderscheid tussen gevallen
met en zonder dwang. Ga er dus behoedzaam mee om. Ga dus ook humaan met
pedofielen om, bied hen waar nodig hulp; ze zijn niet per definitie gestoord [*]. Vier paren van begrippen
Malón schrijft : “Drie paren”, maar noemt daarna nog een vierde (zonder ze te
nummeren, wat ik dan wel doe):. Er is samenhang tussen deze paren begrippen Malón citeert Goldman (1980)
Goldman noemt de hier bedoelde contacten/relatie immoreel als De standaard argumentatie
(van de tegenstanders) concentreert zich op de
volgende begrippen: (1) Instemming, een algemeen aanvaard mensenrecht. (2) Objectivering, instrumentalisering, exploitatie (3) Schade De bezwaren hiertegen
Globaal zijn deze argumenten tegen contact in veel gevallen correct, wellicht zelfs
in de meeste gevallen. Dit laat onverlet dat deze argumenten in bepaalde gevallen niet
opgaan en het contact dus moreel aanvaardbaar is. (1) Instemming (2) Objectivering, exploitatie (2) Schade Malón noemt een hele rij auteurs op (o.a. Brongersma en O’Carroll), die
zeggen dat schade mogelijk is, maar niet per se hoeft op te treden. De
ervaringen kunnen zelfs positief en weldadig zijn voor het kind, zolang er
maar geen dwang of misleiding is. De instemming van het kind is voldoende
om het toe te staan. De ‘altijd-schade-hypothese’ is nooit bewezen. Beperkingen en tegenstrijdigheden
De bezwaren zijn niet empirisch, feitelijk, maar ethisch van aard. Dit leidt niet
tot verbod, wel tot behoedzaamheid, voorzichtigheid (prudentiality), gezien de
kwetsbaarheid van het kind en de kans op schade. Deze kans verdedigt ook
een wettelijk verbod, zeker gezien de publieke veroordeling en de secundaire
schade die hieruit voort kan komen. Als we er anders op zouden reageren, is een verbod niet nodig. Een andere, betere samenleving zou kunnen instemmen met de instemming van het kind. Toch blijven er, ook bij betere reacties en wetten, nog morele bezwaren
mogelijk. In deze wil Malón geen oordeel geven, maar alleen de feiten en
gebruikte argumenten analyseren en weergeven. Deze argumenten bevatten
te veel tegenstrijdigheden om deze contacten geheel te verbieden; er vallen
te veel gaten in. Beter is het om er met een open houding naar te kijken.
De voor- en tegenargumenten leiden dan tot de conclusie ‘wees
behoedzaam’, niet tot de heftige afkeer ervan in de huidige samenleving, die
vrijwillige seks buiten het gezin gelijk stelt aan gedwongen incest binnen het
gezin. Kijken we nog even naar de argumenten, dan zien we logische tegenstrijdigheden. Bezien we ook bijvoorbeeld het feit dat voor- en tegenstanders beiden
denken in termen van ‘beleving’, die, in elke relatie, los staat van ethiek. Zo
spreekt een (conservatieve) auteur als Primoratz over seksualiteit. In die visie
zou ‘het’ toch moeten kunnen ineen (deel van) de samenleving die kinderen
wel informeert en autonomie toekent. Wat is er, zegt Malón dan met Archard (2000, 2004), tegen knuffelen en
intiem spel? Kinderen kunnen wellicht nog geen orgasme krijgen, maar hun
seksualiteit ontwaakt en ontwikkelt zich gaandeweg wel al ver voor de
puberteit, al zal de beleving dan nog minder intensief zijn. Wijs de kinderen
dan de weg door voorlichting en opvoeding tot goede, gewenste en tedere
intimiteit. Juist dit wapent hen tegen misbruik. Als het kind nee leert zeggen, impliceert dit dat het ook ja kan zeggen.
Kinderen zijn geen aseksuele onlichamelijke engeltjes die door iets seksueels
blijvend beschadigd worden. Noem de kinderen niet ‘onschuldig’; zo
verschillend zijn ze nu ook weer niet van de volwassenen. Ook een
natuurlijk machtsverschil hoeft nog geen ramp te zijn, mits goed gehanteerd.
Een volwassene kan zich ook tot het kinderlijke niveau van seksualiteit
beperken. Seks is op zich neutraal; wel kunnen de sociale reacties op ‘het gebeuren’ wel
eens niet neutraal zijn. Voorzichtigheid is hier dan ook de moeder van de
wijsheid. Conclusies
Er zijn inderdaad redenen om erg voorzichtig te zijn met seksualiteit met jonge
kinderen, dus ook om deze te verbieden; echter niet om deze universeel te
verwerpen. Beter is het om de mogelijkheid open te houden dat deze contacten
ook moreel toelaatbaar te achten, omdat bewezen is dat deze contacten ook
positief beleefd kunnen worden. Het is onjuist dat wetenschap en onderzoek op dit
gebied duizenden van deze contacten al bij voorbaat als ‘seksueel misbruik’ aanduidt.
Sinds Rind c.s. aantoonden dat niet elk seksueel contact zo genoemd mag worden,
is er wel een hele discussie tussen onderzoekers op gang gekomen. [*]
Veel wetenschappers hadden niet zoveel moeite met de feiten op zich, maar met de
‘aanval’ op de algemene geldigheid van het begrip ‘seksueel misbruik van kinderen’
voor elk contact. Ook als kinderen ermee instemmen, zeggen zij, betekent dit nog
niet dat deze contacten ook moreel aanvaardbaar zijn. Zij vinden de begrippen
‘instemming’ en ‘schade’ te simpel ingevuld. Het kind zou van ‘zijn misbruiker’
kunnen leren dat zoiets normaal is. Is dit schade? Deze invulling van de begrippen ‘schade’ en ‘misbruik’ verlaat de empirische en
medische wetenschap en betreedt het terrein van de ethiek. Ja, wetenschappelijk
onderzoek van pedofilie bevat ontegenzeggelijk ook morele elementen – die vaak
niet helder beschreven zijn en die tot misverstanden leiden.
Zie Archives of Sexual Behavior 2002 [*], waar gesproken wordt over pedofilie als
perversie, als een stoornis. Dit is onaanvaardbaar voor wie seksualiteit, dus ook
pedofilie ziet als een op zich neutraalverschijnsel. [**] Nu moet je met seksualiteit wel goed omgaan, dus er enige ethiek op los laten,
zeker als er kinderen bij betrokken zijn, die toch, ook in hun seksualiteit wel
verschillen van volwassenen, welke verschillen dan ook moreel van belang kunnen
zijn, maar die niet per se tot een absolute afwijzing hoeven te leiden. De tegenstanders denken vanuit een visie waarin de beleving centraal staat, een
beleving die zij de kinderen wel gunnen in contact met hun leeftijdsgenootjes of
met zichzelf, maar die zij het kind niet gunnen met volwassenen, want dit is moreel
verwerpelijk. Dit is een logisch onjuiste tegenstelling, die stil zwijgend wordt geaccepteerd,
zonder de complexe situatie te analyseren die de bijna universele publieke
weerstand tegen kinderseksualiteit oproept. Hiermee simplificeren ze
kinderseksualiteit tot een louter fysiek en genitaal plezierig verschijnsel zonder
morele lading en verdere sociale consequenties – iets dat de voorstanders overigens
ook doen. Kinderseksualiteit is echter niet zo neutraal als je beziet hoe de samenleving ermee
omgaat en wat daarvan de consequenties zijn.
Beide groepen komen vanuit dezelfde visie tot een tegengestelde conclusie: tegen
rep. voor. Malón vindt de conclusies van de voorstanders meer logisch consistent,
zij het inclusief de vereiste behoedzaamheid. Dit vergt wel een maatschappelijke
omslag. Om hier uit te komen zullen we er dus anders naar moeten gaan kijken, vanuit
andere gezichtspunten dan tot nu is gedaan. Die zijn te beperkt en bevatten teveel
tegenstrijdigheden. We zullen dan moeten kijken naar de visie van hen die zeggen
dat seksualiteit toch om een specifieke ethiek vraagt en die ethiek moeten
analyseren en hier ook de plichten-ethiek bij moeten betrekken. Een seksuele
relatie is nog altijd een menselijke relatie, waarbij altijd ethiek komt kijken. Seksuele
relaties met kinderen kunnen die ethiek wel eens schenden, zoals zo velen immers
ook vinden, hoe moeilijk dit ook is uit te leggen. Tenslotte citeert Malón nog eens Goldman (1980). Deze verdedigt de visie dat de
beleving centraal mag staan en een ethiek die op algemene beginselen is gebaseerd.
Markant genoeg concludeert Goldman dan: Goldman kan hiermee, zegt Malón dan, wel eens een universele morele intuïtie
mee verwoorden, die we beter niet over het hoofd kunnen zien. Ethiek
In een volgend artikel duikt Malón dan ook in de ethiek. Hierop krijgt hij kritiek
van Tom O’Carroll. Beide artikelen bespreken we in het volgende college. Denk intussen alvast na over wat uw eigen ethiek is – en waar deze op gebaseerd
is.
[ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ]
|