Inleiding 1: twee vragen
Deze twee vragen waren bij de uitnodiging verzonden:
-
a) Wat deed/doet het je dat je, mijns inziens dan, niet meer kunt zeggen “Het is
mijn geaardheid” in de zin van “Hier ben ik nu eenmaal mee geboren”?
-
b) De vraag die al in het college # 06 staat:
“Ga, indien je pedofiele gevoelens koestert, eens bij jezelf na wanneer en hoe
deze ontstaan zouden kunnen zijn.”
Inleiding 3: de kernbegrippen
FG: Het gaat hier om wetenschap – en wetenschap werkt met begrippen. De
kernbegrippen voor vandaag zijn:
1. Geaardheid, hier niet op te vatten als ‘aangeboren’, maar als ‘in de loop der
ontwikkeling ontstaan’
2. Aanleg – voor wat dan? Een baby kan aanleg voor muziek hebben, maar geen
voorkeur voor Bach of Bowie. Die moet hij/zij eerst leren kennen, ervaren.
3. Oriëntatie – Het is de koers die je volgt, niet je bestemming. Of: variant, in plaats van stoornis.
4. Keuzen, ook al als kind gemaakt.
5. Identiteit(en)
6. Seksualiteit – of juist geen seksualiteit. Het is een valkuil om, zoals veel mensen doen, pedofilie meteen maar gelijk te
stellen aan pedoseksualiteit. Dit hoeft helemaal niet. Veel mensen met pedofiele
gevoelens willen helemaal geen pedoseksualiteit.
Inleiding 3: twee details
Eerst even over dat ‘aangeboren zijn’.
Dat pedofilie aangeboren is, wat beweerd wordt in een Canadees
onderzoeksverslag, is niet bewijsbaar. Frans heeft dat in zijn artikel "Als pedofiel
geboren?" uitgelegd. Het onderzoek werd gehouden onder veroordeelde
‘zedendaders’, dus onder mensen die veroordeeld waren wegens gebrek aan
zelfbeheersing. Ook het verband tussen de ontwikkeling in de baarmoeder en een
delict ruim 20 jaar later is dun; daar zit heel wat tussen.
Ook Dick Swaab husselt de begrippen "pedofilie" en "pedoseksualiteit" door
elkaar en komt ook met een correlatie zonder bewijs.
Dan wordt nog even ‘de dekentheorie’ kort uitgelegd: pedofilie kan ‘een deken’ zijn
die andere, onderliggende problematiek bedekt. Wie in behandeling moet, raakt in
paniek omdat die deken, inmiddels beleefd als ‘identiteit’ dan weggetrokken wordt
en het onderliggende tevoorschijn komt.
[* De deelnemers zijn hieronder met gefingeerde namen aangeduid, lopend van A t/
H: Ali (=echtgenote van) Ben, enzovoorts.]
Geaardheid
Het begrip ‘geaardheid’ is verwarrend. Is het ‘aangeboren’ of ‘ontwikkeld’? Zeg er
dan bij wat je ermee bedoelt, al doet het publiek dit niet en bedoelen velen ermee:
‘dus ik kan er niets aan doen’ en ‘het valt niet te veranderen’.
Gerard: Het gaat dan betekenen dat je hersens zo zijn ontwikkeld.
FG: Hersens? Gedachten, zul je bedoelen. Misschien kun je er niets aan doen, je
kunt wel besluiten wat je ermee gaat doen - of niet doen.
Aanleg en keuze
FG: Een baby kan aanleg voor muziek hebben, maar geen voorkeur voor Bach of
Bowie. Wat betekent "oriëntatie"? Billy Elliot had een aanleg (voor dansen), maar
hij maakte de keuze, die aanleg te volgen. Ook het jonge kind maakt keuzen tussen
vechten, vluchten, bevriezen of aanpassen. Zelfs bij tweelingen is waargenomen
dat ze verschillende keuzes maakten.
Alie: Daar heb ik een voorbeeld van. Ik was de oudste thuis en bleef langer op.
Mijn zusje was bang, in slaap te vallen, omdat ze bang was niet meer wakker te
worden. Zij raakte een keer in paniek toen ze wakker werd. Het was toen mijn
keuze, haar de veiligheid aan te bieden omdat mijn ouders dat niet konden.
Ben: Ik heb als anderhalf-jarige een keuze gemaakt. Dat is met foto's gestaafd. Ik
had broertjes boven me en een ouder broertje stond op een omgekeerde emmer bij
mijn box. Ik kon hem eraf duwen en koos ervoor, dat niet te doen.
Chris: Ik werd als kind gepest en mijn reactie was ontwijken. Dat was niet bewust.
David: Je zoekt de beste weg. Of de weg van de minste weerstand.
Chris: Ik had een hekel aan schoolzwemmen. Ik vraag me nu af, waarom daar niet
voor spijbelde, want het zwemdiploma had ik al. Keuze?
Eelco: Ik heb wel een keuze gemaakt. Mijn jongste broer was van huis weggelopen
toen hij 13 was. Hij was na een paar dagen weer boven water en bleek niet zo
handig te zijn geweest; hij kon niet aan een bed komen. Ik wilde ook weglopen,
maar koos ervoor het beter voor te bereiden. Dat voorbereiden duurde zo lang dat
het niet meer hoefde, want de ouders gingen toch scheiden.
Conclusie: we hebben ervaren dat je als kind ook echt keuzes maakt.
Seksualiteit en identiteit
FG: Ik ben vader, pleegvader, kerklid, Europeaan. Waarom zou pedofiel mijn
identiteit zijn? Je krijgt als pedofiel te horen: "Jullie willen toch altijd seks?"
David: Dan moet je eerst vragen, wat ze met seks bedoelen. Je kunt er een hele
discussie achteraan verwachten. Begin dan met een definitie.
Ben: Ik vind het ook naar om als hetero omschreven te worden. Mijn seksualiteit is
veel breder.
FG: Pedofilie kan een deken zijn die onderliggende problemen afdekt. Mensen
raken in paniek als je die deken wilt wegtrekken.
Gerard: Hebben ze dan zelf voor die deken gekozen?
FG: Er kan heel wat engs onder vandaan komen. Het gaat bijna nooit over
pedofilie als ik met mensen praat; veel meer over dat onderliggende of, anders
gezegd, wat ik noem: nevenproblematiek.
Chris: Ik heb een onderzoek naar eventueel autisme gehad. De uitkomst was de
diagnose PDD-NOS. Toen vroeg ik of er een verband was. Ik kreeg het antwoord:
er is geen verband, je hebt het toevallig allebei.
Ben: Die deken-theorie kun je ook bij een hetero toepassen. Kiezen voor
heteroseksualiteit vanuit onbehagen.
Gerard: Ja, en dat kan de coming out als pedofiel vertragen. Zeker als je op meisjes
valt, zoals ik.
Chris: Of kiezen vanwege het taboe op pedofilie. Als je op jongens valt, dan kies je
liever voor mannen.
David: Je kiest toch de gevoelens waar je je het best bij thuis voelt.
Gerard: Dan is hetero veel prettiger. Waarom kies je daar niet voor?
David: Dat kan voor iedereen anders zijn.
Gerard: Dat zal wel, maar ik probeer het, op mijn situatie toe te passen.
Ben: Iets over deze discussie. We hebben een theorie-Cantor [een mede-auteur van
het hierboven genoemde Canadese artiek; Ben noemde eigenlijk Swaab] en een
theorie-Gieles. We kiezen een startpunt. De theorie Gieles is ons beste startpunt,
ook als later blijkt dat Cantor gelijk had.
Vragen, verhalen, verklaringen
FG herhaalt de vragen, hier in het begin vermeld. Hij over de tweede vraag lange
brieven van Gerard en Eelco gekregen, maar geen van beiden gaven er antwoord
op. Ze hielden het op ‘weet ik niet’.
Eelco: Ik heb er wel antwoord op gegeven. Tussen de regels, dat is zo, maar je kon
het eruit halen. De hechting met mijn moeder was onvoldoende, maar dat viel me
pas op toen de relatie met haar de laatste vijf jaar van haar leven beter werd.
Alie: Wil je die hechting alsnog, als kind?
Eelco: Dat heb ik niet zo cru opgeschreven, maar dat zou best kunnen.
Frits: Bij mij werd mijn moeder op afstand gehouden toen ik in de couveuse lag.
Het heeft ermee te maken, denk ik. Misschien ben ik nooit volwassen geworden.
Ben: De laatste is een volwassen opmerking! Je zit op metaniveau.
FG: Hechting, niet-hechting, veilige of onveilige hechting heeft vergaande invloed.
Het gevolg kan zijn dat je je aan een kind beter kunt hechten dan aan een vrouw.
Gerard: Ik had een dominante moeder en een vader die vaak weg was. Ik was enig
kind, mijn moeder was overbezorgd. Dat kan gevolgen hebben gehad voor de
hechting, dat ik daarom misschien een weerzin heb tegen borsten en haar.
Ben: Dat is onzeker allemaal. Maar deze onzekerheid bevalt me wel. We zoeken
naar theorievorming.
Chris: Bij mij gold scenario (2) dat in het laatste minicollege stond. Ik stond op het
schoolplein aan de kant en verlangde naar contact met andere jongens.
David: Komt dat nú in je op of langer geleden?
Chris: Nou, op de lagere school keek ik ook naar jongere jongens. Maar ik dacht:
dat gaat wel over.
Henk: Ja, zoiets dacht ik ook bij mijn huwelijk – niet, dus. Volgens mij maak je
toch echt vroeg of laat een keuze. Het is niet je lot. Je bent er verantwoordelijk
voor.
Chris: Is het dan mijn schuld?
FG: Nee! Verantwoordelijkheid is geen schuld.
Ben: Goed, verantwoordelijkheid. Maar de maatschappij is divers. Moet ik
verantwoordelijkheid nemen?
Chris: Nou, ik probeer er het beste van te maken. Veranderen lukt je toch niet.
FG: Dat is de pragmatische kant.
David: Ik vind dat je het maken van de keuze generaliseert. "We moeten allemaal
kiezen" is de verkeerde stap.
FG: Ik geef alleen de voorkeur aan keuze boven lot. Ervan bewust zijn ervaar ik als
groei.
David: Maar zijn we dan nog wel bezig met een wetenschappelijke discussie?
Chris: Ik heb een voorbeeld: een pyromaan die van zijn neiging af wil. Dat kun je
toch een keuze noemen? Ongeremd zijn is een eigenschap.
Gerard: Het begrip "lot" moet je ook uitleggen. Ik kan dat ook boeddhistisch
opvatten.
Chris: Stel, je hebt een aanleg en je besluit pas op je 40e, die te ontwikkelen. Dat is
een keuze. Maar kan een pedofiel dat ook?
Eelco: Misschien ik wel. Ik probeerde altijd, hetero te zijn.
Chris: Dan ben je misschien tegen je gevoel in gegaan.
David: Welk gevoel? Je hoeft je niet in één hokje te (laten) plaatsen. Mensen
veranderen. Gerard en Eelco bevestigen dit.
- - - Pauze - - -
David:
Het is een deel van het bewustwordingsproces geweest dat ik me afvroeg, hoe het
kwam. De twijfel kreeg ik toen ik een jaar of 11 was. Ik had geen slechte band met
mijn moeder. Maar oudere kinderen deden het altijd beter dan ik en misschien
voelde ik me daarom prettiger bij jongere kinderen. Tussen leeftijdgenoten sloeg ik
geen slecht figuur maar het gevoel bleef knagen. Ik zei zelf dat er iets mis met me
was.
Pas op mijn 40e, na het lezen van het rapport van een psychologische test bij een
sollicitatie, kon ik tevreden over mezelf zijn.
Op mijn 11e was ik bevriend met een een jaar oudere jongen, die ongeveer
dezelfde ontwikkeling had. We praatten over meisjes en speelden beurtelings
meisje in rollenspelen. Ik begon me daarop voor piemels te interesseren. Hoe het
verder met hem is gegaan, weet ik niet. Ik bleef mijn hele puberteit naar jongere
jongens kijken.
Ik besloot op mijn 23e dat ik homo was, want ik had de symptomen van
verliefdheid op mannen. Alleen gingen mijn natte dromen over jongens.
Eind 20 ging ik samenwonen met een man van mijn leeftijd. Ik raakte verzeild in een
actiegroep die zinnen als "Leg maar eens uit waarom jij hetero bent" produceerde.
Toen ik dacht: "Wat maakt het uit, waarom zou je het moeten weten?" gaf dat rust.
Dan denk ik toch aan een geaardheid.
Chris: Als je nu van jezelf weet hoe die gevoelens zijn ontstaan, is dat dan van
belang voor je ontwikkeling?
FG: Ja!
David: Ik beweer niet dat je niet moet nadenken. Ik spreek voor mezelf: het gaf
rust toen ik daarmee ophield.
Henk:
Ik groeide op in een gezin met veel kinderen. De oorlog gaf onveiligheid. De
relatie met mijn moeder was wel veilig, die met mijn vader niet. De kinderen
groepeerden zich in elkaar opvolgende tweetallen, jongen-jongen, meisje, meisje,
maar ik viel daar buiten.
Ik hielp mijn moeder toen zij na de oorlog pleegkinderen aannam. Ik was
zorgzaam voor het eerste pleegkind, nog klein, en speelde altijd met het tweede
pleegkind Hansje, iets mijn leeftijd. We sliepen samen.
Op zekere dag was Hansje verdwenen; zijn moeder was uit het ziekenhuis
ontslagen en had hem opgehaald. Ik viel in een kinderlijke depressie, at niet meer.
Aldus mijn moeder, want moeders onthouden zoiets. Ik fantaseerde daarna een
vriendje.
In mijn puberteit ‘versteende’ ik, ik werd een ‘professor’, had alleen de muziek als
emotionele uitlaatklep. Totdat iemand mij als jeugdleider voor een clubhuis vroeg.
Daar waren straatjongens, vitaal. Daar fleurde ik helemaal van op. Ik heb nog
steeds graag vitaliteit om me heen - omdat mijn vader dat verbood.
David: Misschien hebben je genen je daar gevoelig voor gemaakt. Je hebt nog niets
bewezen. En wat is er waar aan de herinnering? Mensen zijn soms zelf gaan
geloven wat ze zich willen herinneren. Daar heb ik een kras staaltje uit mijn eigen
familie van.
Henk: Ik heb alles nauwgezet nagevraagd bij mijn moeder, toen zij nog leefde.
David: OK dan, maar wat dan? Ik ga wel mee in een abstracte conclusie, dat de
ervaring van je kindertijd van invloed is.
Ben: Op metaniveau wordt er aan elke wetenschap gesleuteld. Zelfs in de
natuurkunde vind je dat. Als we dat hier proberen, dan zijn we goed bezig.
FG: De kwantitatieve onderzoeksmethode brengt ons niet verder; die heeft tot rare
conclusies geleid. Daarom kies ik voor de kwalitatieve, narratieve.
David: Als je de kwantitatieve methode goed gebruikt, dan kom je wel verder.
Galileo Galilei gebruikte een verrekijker die niet deugde, maar zijn conclusie was
wel juist.
Eelco: Omdat hij naar een conclusie toe redeneerde. Hij wilde een theorie van
Copernicus bewijzen. Bij de narratieve methode ligt hetzelfde addertje onder het
gras. Toen ik mijn antwoord op de tweede vraag opschreef, wilde ik het vermijden
naar een conclusie toe te redeneren. Daarom heb ik niet zitten selecteren op
relevantie, want die relevantie moest nog blijken. Dat Frans zei dat ik het antwoord
op zijn vraag niet had gegeven, verbaasde me.
FG: Je antwoord is een waardevol verhaal, een goed narratief. Dat gaan we nader
bespreken, alleen niet in een op wetenschap gericht colloquium – en het is nu ook
nog tijd.
Nawoord
Conclusie 1: we hebben ervaren dat je als kind ook echt keuzes maakt.
Conclusie 2: de ‘theorie-Gieles’ (niet aangeboren maar ontwikkeld plus de ‘dekentheorie’
is aanvaardbaar als startpunt.
Conclusie 3: Het lukt niet ieder om te vertellen hoe dat ontstaan dan kan hebben
plaatsgevonden. Er zijn bij de een wel mogelijke aanwijzingen voor te vinden, bij
de ander niet. De vraag is ook of dit wel nodig is, omdat de gevoelens toch niet
veranderbaar zijn. Het gaat er dan eerder om hoe je er nu goed mee kunt leven.
[ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende >]
|