InleidingSinds een jaar of twintig heb ik geprobeerd mensen te helpen die moeite hebben met hun pedofiele gevoelens. Ik doe dit als vrijwilliger voor werkgroepen in de NVSH. In de afgelopen twee jaar hebben zich nogal wat jonge mannen aangemeld, vooral studenten in hun twintiger jaren. De twintiger jaren zijn die van het maken van afspraakjes en vinden van een partner. Deze mannen echter voelen zich aangetrokken tot kinderen, jongens of meisjes, en durven hier veelal niet over te spreken - niet met hun medestudenten, niet met hun ouders of familie. Het is ook de leeftijd waarop men wegtrekt uit het ouderlijk huis en waarop men meer eigen keuzen kan maken. Dan leven we ook nog in de tijd van Het Internet. De gevoelens, vooral door kinderen aangetrokken te worden, pedofiele gevoelens, kunnen een obsessie worden die de persoon en diens opleiding helemaal kan blokkeren. Wij horen vaak vertellen over obsessie, depressie en zelfs suïcideplannen. Sommige van hen blokkeren hun gevoelens, anderen gooien alle remmen los en komen in grote problemen met politie en justitie, alsook met hun sociale omgeving en hun familie. (Zie bv Sandfort's lijst met Constructive questions) Ik merk op dat, volgens Nagayama Hall, Hirshman & Oliver, meer dan 25% van een steekproef van normale mannen met opwinding reageerde op een pedofiele stimulus. We hebben het hier dus niet over een kleine afwijkende minderheid, maar over een normale variant in menselijk beleven - in een tijd waarin iedereen die zo reageert door de meeste mensen als een gevaarlijk monster wordt beschouwd. Er moet iets gebeuren, maar wat? Drie manieren van doenIk wil onderscheid maken tussen drie manieren van doen:
Ik heb een schema gemaakt om de verschillen te laten zien. Elke methode heeft zijn eigen kracht en zwakte. Men dient goed naar de cliënt te kijken om voor elk de juiste methode te kiezen. Er is niet één methode die geschikt is voor iedereen. De eerste methode is de daderbehandeling, gebaseerd op de cognitief-gedrags'therapeutische' aanpak die nu wijd verbreid is onder het motto "Geen genezing maar controle" (No cure but control). De meeste mensen die met deze methode werken of erover schrijven zien deze als de enig mogelijke. Deze methode echter geeft aanleiding tot kritiek en er is meer onder de zon. Anderen werken, zoals ik sinds een jaar of twintig, met de tweede methode, de zelfhulpmethode. O.a. de NVSH werkt hiermee. We hebben er toch veel mensen mee kunnen helpen. In deze lezing wil ik in het bijzonder deze methode naar voren brengen als een mogelijkheid om veel mensen te helpen. De zelfhulpmethode kan ondersteund worden door een andere, die van de steungroepen. Deze wordt gebruikt door mensen van verschillende kerkelijke huize en is beschreven en aanbevolen door Kirkegaard & Northey. De zelfhulpmethode wordt ook ruimschoots gebruikt op het Internet. De derde methode is de echte therapie. Ik noem deze zo om onderscheid te maken met de eerste methode die ik 'behandeling' noem. het gaat hier om de welbekende psychotherapie in al zijn varianten. Deze derde methode is alom bekend, dus ik vermeld deze alleen als een bruikbare mogelijkheid die ook gecombineerd kan worden met de twee andere - en om 'm van deze andere twee te onderscheiden. Individuele psychotherapie was de standaard manier van behandelen tot ongeveer 1980. Daarna is de cognitief-gedrags'therapeutische' manier, methode nummer 1 hier, standaard geworden. RecidivecijfersDoorgaans worden ricidive cijfers gebruikt om een
behandelingsmethode op haar waarde te schatten. Zo concludeert Robinson
vanuit zijn onderzoek dat het recidive cijfer voor niet-behandelde daders
gemiddeld 20% is, terwijl dat voor behandelde daders gemiddeld 10% is.
Behandeling kan dus recidive halveren. Margaret Alexander concludeert dat 12,8% van de mannen, behandeld vóór 1980 (dus met de traditionele behandelmethode) recidiveerden, terwijl 7,4% van de mannen die na 1980 werden behandeld (dus met de moderne methode) recidiveerden. Zij verrichtte een soort van meta-analyse van 79 onderzoeken met gezamenlijk een steekproef van 11.000 mensen. Het ziet er dus naar uit dat de moderne methode minder recidive oplevert dan de traditionele methode. Laten we eens even stil staan bij deze recidive cijfers. Iedereen die het oor leent aan politici en andere popululaire schrijvers gelooft dat seksuele wetsovertreders voor 90% of meer recidiveren. In Nederland was er zelfs een professor in de Seksuologie die jaren lang beweerde dat het recidive cijfer zo hoog was - totdat hij er onderzoek over las en sindsdien werden zijn cijfers alsmaar lager.
Iedereen die de onderzoeksverslagen leest, komt andere cijfers tegen. De recidive cijfers zijn niet zo hoog als men wil doen geloven. Dit is hier van belang, want als deze cijfers inderdaad boven de 90% lagen, was het moeilijk om de zelfhulpmethode te verdedigen. Overal gaan mythen, sagen en sprookjes rond over seksuele wetsovertreders. Een artikel, Myths and Facts About Sex Offenders van Augustus 2000 door csom.org geeft een lijst weer van deze mythen en van de feiten. Karl Hanson & Monique Bussière presenteren de meest
recente meta-analyse over recidive cijfers in hun artikel van 1998: Predicting
Relapse: A Meta-Analysis of Sexual Offender Recidivism Studies. Zij
meta-analyseerden 61 follow-up onderzoeken met een steekproef van,
opgeteld, 23.400 mensen. Het gemiddelde recidive cijfer was laag: 13,4%. Ik merk
hierbij op dat, volgens Hanson, het algemene recidive cijfer 36,3% is. Dus: het
recidive cijfer van seksuele wetsovertreders is niet drie maal zo groot als dat
van wetsovertreders in het algemeen, maar drie maal zo laag. Het is eenvoudigweg
niet waar dat 90% of meer van de seksuele wetsovertreders recidiveert - het
cijfer is 13,4%. Deze artikelen staan in hun geheel op de cd-rom die ik u hier aanbied, sommige van de artikelen in meerdere talen. Het artikel van Wakefield & Underwager geeft een goede samenvatting van het onderzoek van Hanson c.s. Op mijn literatuurlijst, de Read More ofwel de References zult u meer links aantreffen naar literatuur in dit werkveld. Twintig minuten is niet voldoende om dit allemaal voor te dregen. De cd-rom en de web site die ik heb gemaakt bieden voldoende ruimte voor heel wat kilobitjes aan onderzoeksverslagen. Aan deze cijfers wil ik nog iets toevoegen. Dit soort cijfers zijn verzameld met statistische methoden die de gegevens van duizenden personen kunnen overzien. Dit is de statistische of actuariële manier van werken en denken. Als we echter mensen willen helpen, kunnen wij dit alleen maar een voor een doen. Dus zullen we voor ons werk als hulpverleners de klinische manier van werken en denken moeten gebruiken. Beide verschillen van elkaar. Om Don Grubin & Sarah
Wingate te citeren: "Het belangrijkste probleem komt voort uit het
feit dat de actuariële voorspelling over groepen gaat en ons dus, tenzij het om
erg veel voorkomend gedrag gaat, weinig over individuen kan vertellen." Er gaan nog wel meer mythen rond over pedofilie. Ik heb een achtergrondartikel geschreven en dit op deze cd-rom en web site gezet met de nodige achtergrondliteratuur. Hier wil ik slechts twee zaken kort vermelden die op de achtergrond een rol spelen:
In deze voordracht wil ik nu eerst een kritische blik werpen op de eerste methode. Een kritische blik op de daderbehandeling1. Zoals Robinson het zegt: "In het algemeen zijn gedragstherapeutische methoden effectief gebleken in veel onderzoek. Helaas zijn veel deskundigen het met elkaar eens dat deze methoden alleen korte-termijn veranderingen laten zien inzake seksuele voorkeuren." (Cursivering door mij, FG) 2. De methode maakt ruimschoots gebruik van dwang. Zolang de cliënten hun manieren van denken, doen en zelfs voelen niet veranderd hebben, gaat de behandeling door, net zo lang tot 'de juiste manier van denken' is bereikt. Maar 'juist denken' is hier hetzelfde als politiek correct denken - ofwel: de politiek opgelegde manier van denken. De cliënten zullen dus het spel maar meespelen, om dit soort horrorbehandeling ooit te kunnen beëindigen. Zij kennen de politiek correcte antwoorden, ze hebben ze wel geleerd en dus geven ze die ook maar. Dit betekent wel dat de uitslagen van allerlei metingen die dan worden verricht in feite onwaar zijn - en dus het onderzoek dat daarop is gebaseerd. Ook Howitt (1995) vermeldt dit gegeven. 3. De methode kan een trauma opleveren in plaats van heling. De
methode reduceert de persoon tot slechts een dader. De methode is erop
gericht de diepere ego-syntone gevoelens om te zetten in ego-dystone
gevoelens. De methode leidt niet tot zelfacceptatie van de gehele persoon,
inclusief de pedofiele gevoelens; nee, de methode leidt ertoe deze gevoelens te
onderdrukken en te ontkennen. Zodoende vervreemdt de methode de persoon van
diepere zelf, zijn echte innerlijk. De methode heelt de persoon niet,
maar splitst deze. Dit kan een gevoel van diepe onzekerheid en
onveiligheid op een heel fundamenteel niveau opleveren. Agner
Fog citeert een man die zegt: "... in plaats van mijn gevoelens
voor jongens te vernietigen, hebben zij mij als individu kapot gemaakt, mijn
gevoel van veiligheid kapot gemaakt." 4. De methode kan gevaarlijk zijn omdat zij erop gericht is gevoelens, gedachten en fantasieën te onderdrukken. Zodoende sluit zij het veiligheidsventiel van de stoommachine. Vroeger of later kan de bom wel eens barsten. Men spreekt nu eenmaal niet over onderdrukte gevoelens, men gaat er ook niet over nadenken en zoekt niet naar een manier om ermee te leven. Doorgaans zijn contacten met andere mensen met pedofiele gevoelens in dit type behandeling verbroken en verboden, zodat het niet meer mogelijk is om met positieve voorbeelden te spreken. Zelfhulp is zodoende geblokkeerd en afsluiting van het diepere ik en van anderen kan het resultaat zijn. Als mensen dan ook nog onder strenge controle staan, zal maatschappelijk isolement de volgende bron van stress zijn. De innerlijke stoommachine staat onder zware druk en zal, zonder veiligheidsventiel, vroeg of laat ontploffen. 5. Ik heb grote ethische bezwaren tegen het enorme
gebruik van dwang en controle bij deze methode. Ik merk hierbij op dat de
methode niet alleen het gedrag wil veranderen, maar ook het denken en voelen, de
voorkeuren en zelfs de fantasieën van de cliënten wil veranderen: hun
innerlijk. Methoden als phallometrie (het meten van de peniszwelling bij
het zien van bepaalde beelden) dringt door in de meest private delen van het
lichaam. De behandelende staf dringt even intensief binnen in het laatste
bastion van de vrijheid, het innerlijk van de mens. De methode dwingt de cliënten
op 'de juiste wijze' - dat is politiek correct te denken. De methode wil
het denken en voelen van de cliënten controleren: gedachtencontrole
door de gedachtenpolitie, zoals George Orwell het noemde. Gedachtencontrole
door De Staat - dit noemden wij hersenspoeling toen de voormalige
Sovjet Unie dit deed. Maar de 'vrije wereld' gebruikt het net zo hard. 6. Ik heb ook bezwaren van wetenschappelijke aard tegen
deze methode. Mijn bezwaar is de simplistische manier van denken in dit model.
Zo schrijf ik in mijn artikel No
cure but control: De behandeling is gebaeerd op een erg
simplistische manier van denken, die politieke correctheid gelijk stelt aan
'goed' en politiek niet-correct denken aan 'fout'. De manier van denken over
seksuele contacten tussen jong en ouder is kritiekloos overgenomen van de manier
van denken (van sommige feministen uit de eerste feministische golf) over het
verkrachten van vrouwen. Vrouwen en kinderen zijn hierin alleen maar de
willoze slachtoffers van de verkeerd in elkaar zittende mannen." Margaret Alexander moest
280 van de 359 onderzoeken verwerpen voor haar meta-analyse vanwege
tekortkomingen in de manier van onderzoeken. Een artikel van Frederiksen
geeft een hele lijst van methodologische fouten in het gebruikelijke
onderzoek inzake seksueel misbruik van kinderen. Hetzelfde doen Rind
en zijn team in hun inmiddels bekende meta-analyse. Ik vind dus dat de verdedigers van de eerste methode zich maar het beste bescheiden kunnen opstellen. Ik zal overigens hetzelfde doen. Nu wil ik de zelfhulpmethode voor het voetlicht brengen. Ik kan mij echter niet baseren op 'harde cijfers' omdat onderzoek naar deze methode maar zelden verricht is. Mijn bron is: twintig jaar persoonlijke ervaring met deze methode. Ook ik zal dus bescheiden zijn. De zelfhulpmethodeDe hulpverlener, de cliënten en de mensvisieHet uitgangspunt is hier dat er niet enerzijds hulpverleners en anderzijds hulpvragers zijn, maar dat de leden van de groep allemaal zowel hulpverlener als hulpvrager zijn. De leden helpen elkaar. Er is geen principieel verschil, iedereen is alleen maar een mens die zijn of haar eigen manier van leven met de pedofiele gevoelens zoekt. Het zal duidelijk zijn dat de drie manieren van doen uitgaan van geheel verschillende mensvisies. Bij de eerste zien we een min of meer mechanische kijk op het menselijk gedrag. Op de achtergrond daarvan ligt een visie op de mens als een zondaar die zich vrijwel automatisch verkeerd gedraagt. De tweede ziet de mens vooral als een sociaal wezen. De derde methode heeft vooral aandacht voor de innerlijke dynamiek van de mens. De tweede en de derde methode zien geen zondaar maar een zoeker naar de meest juiste manier van leven en beide methoden gaan ervan uit dat de cliënt daartoe ook in staat is. De werkwijzeHet groepsgesprek is de voornaamste manier van werken. Doorgaans is er wel een gespreksleider, maar deze is niet 'de therapeut'. Deze is gewoon een van de leden die het groepsproces in de gaten houdt door te vragen naar elkaar te luisteren, een voor een te spreken, zijn of haar gevoelens uit te drukken en om ervaringen en ideeën uit te wisselen. Het gaat hier alleen om de bewuste gevoelens. De leden van de groep vragen elkaar naar hun gevoelens, ook hun diepere gevoelens, maar houden zich niet bezig met het onbewuste van de menselijke geest. De leden steunen elkaar in praktisch opzicht op allerlei manieren. Dit is van belang omdat veel mensen met pedofiele gevoelens door het leven gaan als een geïsoleerde minderheid (isolated minority), zoals Agner Fog dat noemt in zijn artikel. Fog bespreekt dit als een syndroom (isolated minority syndrom) dat hij aantreft bij mensen met afwijkende seksuele gevoelens. "De symptomen van dit syndroom zijn o.a. een stereotype en ongecontroleerd seksueel gedrag, alsook enkele minder specifieke sociale symptomen. De oorzaak hiervan is een gebrek aan geschikte identificatiefiguren en het niet accepteren van de eigen seksuele gevoelens. Groepstherapie en zelfhulpgroepen zijn effectieve behandelingsmethoden." De meer ervaren leden van deze groepen kunnen dienen als positieve identificatiefiguren voor de minder ervaren leden met de zelfde of een vergelijkbare parafilie; zij leren hen een manier van leven te vinden. De doelstellingenHet eerste doel is dat de deelnemers zich bewust worden van in gevoelens en dat zij deze accepteren als een deel van zichzelf waartegen ze niet hoeven te vechten. Nieuwe leden zien, horen en voelen dat dit mogelijk is. De leden worden uitgenodigd zichzelf en de ander te accepteren als een persoon - en wel als een eenheid, een Gestalt, inclusief hun gevoelens, ook hun pedofiele gevoelens. Deze aspecten van de methode zijn ook beschreven door Lex
van Naerssen en door Gertjan van
Zessen, beide Nederlanders. Dennis
Howitt wijdt enkele pagina's aan wat hij noemt de support therapies, ondersteunende
behandeling. Een tweede doelstelling is dat de leden ontdekken dat er een heleboel manieren zijn om met die gevoelens te leven. De web site van de groep JON geeft twintig leefstijlen weer en vraagt de bezoeker dan zelf de 21e te gaan zoeken: de eigen stijl. Nieuwe leden van de groep worden uitgenodigd naar een eigen stijl van leven te gaan zoeken; zijn zien, horen en voelen dat dit mogelijk is. Er zijn meer mogelijkheden onder de zon dan de stereotype manieren van doen die Fog opmerkte. JON raadt de leden overigens niet aan om seksuele contacten met kinderen te onderhouden. Deze beide doelen kunnen de kenmerken van het syndroom van de geïsoleerde
minderheid verminderen. SteungroepenEen steungroep is een groep mensen die als het ware een kring vormen rond de cliënt. Kerkelijke parochies of gemeenten doen dit, JON doet het. Mensen uit de sociale omgeving leggen contact met de cliënt, zij zoeken hem of haar thuis op. Zij nodigen hem uit om uit te gaan, zij koken en eten samen met de cliënt. Zij nodigen hem uit om naar film of theater te gaan, uitstapjes te maken. Zij stimuleren de cliënt zo veel mogelijk deel te nemen aan de samenleving en zij ondersteunen hem hierbij. Hugh Kirkegaard &
Wayne Northey beschrijven deze werkwijze. Eerst beschrijven zij het
zondebokproces van uitstoting door de samenleving. Dan beschrijven zij hoe
geloofsgemeenschappen aan het werk gaan om dit zondebokproces te stoppen en de
betrokkene(n) te ondersteunen. Daartoe vormen zij Circles of support and
accountability, kringen tot steun en tot verantwoordelijkheid rond de
persoon. "Het doel van deze kringen", zo schrijven zij, "is niet
het aanbieden van therapie, maar van steun en verantwoordelijkheid." ResultatenKirkegaard & Northey svhrijven over de resultaten van hun steunkringen:
Twee maal recidive op 32 cliënten (een per kring), dit is een recidive cijfer van 6,25%. Dit is laag. Als je alleen het seksuele delict meerekent, hetgeen de meeste onderzoekers doen, dan is dit 3,13%. Dit is erg laag. Wij hebben de zelfhulpmethode al vele jaren benut in de plaatselijke werkgroepen van de NVSH - niet in alle groepen overigens, sommige daarvan geven principieel geen hulp. Zelf heb ik sinds ongeveer twintig jaar met deze methode gewerkt in verschillende groepen. Wat wij zagen gebeuren is dat de leden gaandeweg hun diepere gevoelens gingen herkennen en accepteren. Er ontwikkelde zich een sfeer van kameraadschap in de groepen. Mensen komen er in met "Oh! Ik heb een groot probleem! Ik schijn zekere gevoelens te hebben! Wat moet ik nu?" Dit gevoel van paniek verdween vrij snel en maakte plaats voor toekomstperspectief. Wij zagen de mensen elk hun eigen manieren vinden om met hun gevoelens om te gaan. Sommige verdwenen na een poos met een "Bedankt!" Andere bleven in de groep om de volgende nieuwkomers op te vangen. Een ander resultaat is dat elke groep, en gaandeweg ook de
groepen met elkaar, ethische richtlijnen heeft ontwikkeld. In de loop der jaren
hebben we deze "de vier beginselen en het P.S." genoemd. Ze staan
beschreven in mijn artikel 'Ik wist er geen raad
mee'. Ze zijn ook
genoemd door de Nederlandse psychiater Gerard Roelofs en in het artikel Zijn
er criteria voor een positieve ervaring? van de Nederlandse psychiater
Frank van Ree. Ik schat het aantal mensen dat op deze wijze is opgevangen op een 100 mensen in een periode van bijna 20 jaar. Voor zover mij bekend, hebber zijn er 16 hiervan eenmalig veroordeeld en vervielen er twee in recidive, een seksueel, de ander niet-seksueel. Dit is een recidive cijfer van 12,5%, het dubbele van
Kirkegaard's resultaat, maar net onder Hanson's gemiddelde van 13,4%; net boven
Robinsons's cijfer van 10% voor behandelde mensen, ruim onder zijn cijfer van
20% voor niet-behandelde mensen. Als we alleen het seksuele delict meerekenen,
zoals de meeste onderzoekers doen, wordt het cijfer 6,25%: een persoon in
twintig jaar werken met de zelfhulpmethode. We kunnen niet eens beweren dat dit
geval van recidive een resultaat is van de zelfhulpgroep, want deze persoon
heeft ook beide andere methoden van behandeling gehad. Ook lag er lange tijd
tussen diens lidmaatschap van de groep en diens recidive. Tot besluitGeen enkele methode kan 100% succes en 0% recidive verwachten. Elke methode heeft blijkbaar zijn eigen kracht en zwakte, in het bijzonder als we onderscheid maken tussen onze cliënten, zoals ik al deed in het schema. Daar valt te zien dat ik de eerste methode alleen wil inzetten voor cliënten die niet in staat zijn te communiceren en zichzelf in de hand te houden. Voor cliënten die wel kunnen communiceren, die kunnen luisteren en zichzelf in de hand hebben is de zelfhulpmethode een goed alternatief. Deze methode is heel wat humaner dan de eerste. Hij is ook minder duur en, binnen zijn eigen grenzen, redelijk effectief. Deze methode verdient het om nader uitgeprobeerd, onderzocht en ontwikkeld te worden. De zelfhulpmethode kan, gecombineerd met steunkringen, heel behulpzaam zijn voor mensen die vanuit de gevangenis terugkeren in de maatschappij. In plaats van hen alleen maar te registreren en te controleren, zouden we hen eens kunnen gaan ondersteunen. Als we ze alleen maar loslaten, zal het gevoel van maatschappelijk isolement wel eens de volgende stressveroorzaker kunnen zijn. Ik herhaal nog even dat ik vanuit een bescheiden opstelling heb willen spreken, 'naar mijn bescheiden mening' dus. Aan het einde wil ik zeggen: laten we allemaal een beetje bescheiden zijn. Er was eens..., maar nog niet zo heel lang geleden, een tijd dat zelfbevrediging werd gezien als een gevaarlijk kwaad dat allerlei ziektes veroorzaakte - en zo werd er tot voor kort ook over homoseksualiteit gedacht. Nu worden menen met pedofiele gevoelens gezien als Het Grote Gevaar voor de mensheid. Maar zoals ik al zei, meer dan 25% van de mensen heeft deze gevoelens in zich. Er was eens..., heel, heel erg lang geleden, een tijd waarin seksuologen dingen zeiden die later helemaal niet waar bleken te zijn... In die oude tijden zijn ze kennelijk misleid door ideologie, religie of politiek. Tegenwoordig kijken wij als wetenschappers natuurlijk dwars door die ideologieën heen. In onze tijd, vandaag en gedurende dit congres praten we met elkaar op een rationele, beleefde en bescheiden wijze. Ik wil hier wel door mee gaan en nodig u uit hetzelfde te doen. |