Start

Maar meneer u bent een dader

Narratieve dwang als vorm van gedragsaanpassing

Dr Frans E. J. Gieles, 2006

Inhoud

Inleiding 

     Citaten 
     Dit onderzoek 
     Wat is behandelen? 
     Wat is een methodiek? 
     Hoe beschrijf je een methodiek? 
     De zeven elementen van het (methodisch) handelen 

De methodiek 

(1) Interpretatie 
    
De cliënt ziet zichzelf anders 

(2) De doelen 

(3) De werkwijze 
     1.   Voorwaarden vooraf 
     2.   Afstand bewaren in een hiërarchische verhouding 
     3.   De groep 
     4.   Een werkboek met analysemethoden 
           a. Het delictscenario 
           b. De delictketen  
           c. Het seksuele script 
           d. De trechter 
     5.   Tal van opdrachten 
     6a. Narratieve dwang: de 'denkfouten' 
     ---  Intermezzo ---
     6b. Narratieve dwang: de 'denkfouten' (vervolg) 
     7.   Het 'normaliseren' van fantasieën 
     8.   Andere vormen van dwang en controle 
     ---  Een opmerking ---
     9.   Soms - steeds vaker - lustremmende medicijnen 
     10. In Amerika standaard: mechanische detectors 

(4) Het waarnemen en interpreteren van de afloop 

(5) De bevinding achteraf 
     Hier gaat de schoen wringen 

(6) Inzichten 

(7) Inzichten over het verbeteren van de handelwijze 

Een kritische blik 
   Schema 

Slotwoord 
     Ivoren toren 
     Desondanks ... 
     Methodiek ontwikkelen 

Bronnen 

Inleiding

Citaten

Behandelaar: "Maar meneer, u bent een dader!"
Cliënt: "Ik was een dader, twaalf jaar geleden, nu niet meer! En nooit meer!"
Behandelaar: "Maar meneer, onze expertise zegt ons dat daders tien of vijftien, of twintig jaar later nog weer in herhaling kunnen vallen. En u hebt een ernstige stoornis volgens de deskundigen."

Behandelaar: "Zeker, meneer, u kunt hier in behandeling komen... maar dan moet u wel die voetbalclub van u opzeggen, in elk geval uw functie als jeugdtrainer."
Cliënt: "Maar er is nooit iets gebeurd, ik ben geen dader!"
Behandelaar: "Nee, nog niet, maar u bent wel een potentiële dader."
Cliënt: "Oh nee, dat nooit!" 
Behandelaar: "Meneer, mijn expertise zegt mij dat u dat heel goed kunt worden. Daarom raad ik u ook aan hier in behandeling te komen. U heeft immers een stoornis."

Dit onderzoek

Dit is een kort, verkennend ofwel exploratief onderzoek naar de methodiek van de daderbehandeling van (potentiële)  pedoseksuele delinquenten, ofwel de Sex Offenter Treatment, de SOT, zoals deze nu in Nederland en ver daarbuiten vrijwel standaard plaatsvindt. 

Een exploratief onderzoek wil een probleem verkennen en aan de lezer voorleggen, ter nader onderzoek en overweging, ter stimulering van verder nadenken en onderzoeken, zo mogelijk ter verbetering en ontwikkeling van methodiek. 

De basis is 

een eerste verkenning van de literatuur en 

de ervaringen van vijftien cliënten uit binnen- en buitenland met dit type behandeling, gebaseerd als deze is op het cognitive-behavioral model. 

Een 'eerste verkenning van de literatuur' is niet veel, maar ik las in stukken uit 2006 weinig anders dan in stukken uit 1996. Er lijkt niet veel veranderd en ontwikkeld te zijn sindsdien - ja, op details binnen het kennelijk toen gekozen model, maar niet het model zelf. Het is, naar mijn eerste indruk, veel van hetzelfde. 

Vijftien cliënten is niet veel, maar de gegevens zijn buitengewoon schaars, ze zijn vrijwel niet te verkrijgen. Men mag namelijk niets vertellen over de eigen behandeling, op straffe van 

het schenden van het contract, 

dus het niet meewerken aan de behandeling, 

dus het overtreden van de gerechtelijke voorwaarden, 

dus op naar de gevangenis voor het voorwaardelijk deel. 

In het buitenland kan dit vele jaren zijn in ellendige en gevaarlijke omstandigheden. 

Desondanks bereikten mij vijftien van deze verhalen, deels per brief of e-mail, maar deels slechts mondeling, vanwege het verboden karakter ervan. De verhalen komen sterk met elkaar overeen en zijn dus wel indicatief. 

Ook de behandelaars zwijgen. Zij weigeren over cliënten te spreken, uitgezonderd de succesvolle cases die in de literatuur worden vermeld, maar ze zwijgen ook over zichzelf. Ja, zij schrijven mooie dingen op in de literatuur over 'veilige groepen' en 'begripsvolle therapeuten' en zo meer, maar hoe zij nu zelf hun werk zien, doen en ervaren, dat vertelt men niet. Men is, zo is de indruk, ook weinig of niet zelfkritisch. De indruk is die van een gesloten bolwerk, die van een ideologie

Het publiek en de rechterlijke macht weten niet beter dan dat er 'behandeling door deskundigen - experts zelfs - plaats vindt. Maar wat er binnen de muren van de kliniek gebeurt, dat weten we niet. We gaan daar toch even naar kijken, voor zover ons een blik gegund wordt. Kritisch kijken, dat wel. 

Wat is behandelen

Dit is een methodische manier van handelen van behandelaars, ook 'therapeuten' genoemd, met hun cliënten, patiënten of hulpbehoevende: men volgt een methodiek. 

Wat is een methodiek

"Een samenhangend geheel van als juist te beargumenteren, bruikbare en vruchtbare handelwijzen die [ ... de behandelaar] kan kiezen, uitvoeren en verantwoorden.  
Een methodiek bestaat dus uit mogelijke handelwijzen waar uit gekozen kan worden, dus uit handelwijzen en een keuzeadvies. 
Die handelwijzen en dat keuzeadvies dienen onder woorden gebracht te zijn in adequate begrippen, met behulp waarvan zinvol gesproken en gedacht kan worden over het werk. 
Het gaat niet alleen om 'bruikbare' en 'vruchtbare' handelwijzen, maar ook om 'als juist te beargumenteren handelwijzen'. Bij die argumentatie zullen ethische normen meespelen."
(Gieles 1992)

Hoe beschrijf je een methodiek? 

Methodiek is te beschrijven als een vorm van handelen, als een arsenaal van handelwijzen. 

Hoe beschrijf je vormen van handelen ofwel handelwijzen? 

Hiertoe heb ik in mijn proefschrift een methode ontwikkeld, bestaande uit 'de zeven elementen van het handelen'. Aan de hand van die elementen kan men methodiek beschrijven, vergelijken en ontwikkelen

Deze zeven elementen vormen de verdere indeling van dit geschrift. 

De methodiek 

(1) Interpretatie 

Hoe ziet de behandelaar zijn cliënten en de situatie? Hoe is zijn interpretatie van wat hij ziet? Wat is zijn interpretatiekader? Dit beïnvloedt in hoge mate zijn doelen en werkwijze, maar ook waar hij daarna op let.
 

De zeven elementen van het (methodisch) handelen

(1) Interpretatie 
De wijze waarop de situatie waargenomen en geïnterpreteerd is

(2) Doel 
De doelen die gekozen zijn

(3) Werkwijze 
De werkwijze die gekozen is

(4) Afloop 
De wijze waarop de afloop is waargenomen en geïnterpreteerd

(5) De bevinding achteraf 

(6) Inzichten 
De inzichten en vragen die zijn opgekomen

(7) Zoekweg 
De weg waarlangs naar verbeterd handelen wordt gezocht

 

Het antwoord is te vinden in de literatuur en komt overeen met wat de cliënten hebben ervaren. 

 

Het eerste kenmerk daarvan is al in de titel gegeven, namelijk primair en soms uitsluitend 

Als dader van een delict. 
Het delict en het daderschap staan centraal in de manier van kijken van de behandelaar.

Door het ooit plegen van een delict lijkt men ineens een ander type mens te zijn geworden. Het is een reductionistische manier van kijken: de mens wordt gereduceerd tot de dader. Is dit al een poos geleden? Of zelfs niet gebeurd? Dan wordt men toch gezien als potentiële dader, dus nog altijd slechts als dader. De cliënten merken dit terdege. 

Als een vreemde, als een heel ander type mens. 
In de literatuur worden vooral de verschillen tussen behandelaars en cliënten beschreven en benadrukt, nooit de overeenkomsten. De cliënt wordt beschreven als een mens met geheel afwijkende waarden, normen - en wel de verkeerde -, cultuur en psyche. 
Deneer 2004: "de onoverbrugbare afstand" die je ook niet moet willen overbruggen (p. 22 en 168).

Als een gestoord, nee, als een ernstig gestoorde persoon. 
Dit is scherpe tegenstelling tot de  behandelaar, die dit expliciet niet is. 

Als een knappe manipulator, die bovendien zichzelf drogredenen voorspiegelt. 

Uiteraard manipuleert de staf nooit en kent zij geen drogredenen, dus dit verschil is heel groot. 

Als een gevaar. 
Het gevaar is de herhaling van het delict. Men acht de kans hierop onveranderd hoog, zolang de cliënt, althans diens gedrag en denken, niet veranderd is. 
Zie de titel van Deneer 2004: "Gevaarlijke groepen". 

Als een zich gedragend wezen. 
De cliënt wordt gezien als iemand die vrijwel automatisch reageert op prikkels en zo, via o.a. ontremmers en een gedragsketen, tot delictgedrag komt. 
Dit in vrij scherpe tegenstelling tot de behandelaar, die zichzelf, vermoedelijk toch, ziet als een handelend wezen, dat de eigen - uiteraard juiste - handelwijze zelf kiest. 
Bij de beschrijving van het model gebruikt Craissati (1998, p. 19) expliciet woorden als "automatische gedachten", die via een "krachtig mechanisme" het gedrag [van de cliënt] "bepalen" (Curs. FG). 

De cliënt ziet zichzelf anders

In de literatuur verschijnt de cliënt als iemand die geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, die dus zegt 'Ik kon er niets aan doen, het gebeurde vanzelf' - dus als een zich automatisch gedragend wezen.

Geen van de vijftien cliënten die het verhaal van hun behandeling vertelden ziet zich zo. Zij zien zich als een persoon met een innerlijk, een eigen levensverhaal en een vermogen tot handelen, als een geheel en als een individu. Men mag dan een fout gemaakt hebben, men is nog altijd meer dan alleen een dader. Hun kijk op zichzelf is dus niet reductionistisch. Dat zij toch zo, namelijk reductionistisch, behandeld worden, is scherp voelbaar, zeggen ze. 

(2) De doelen 

Doelen sturen in hoge mate het menselijk handelen. Aan de hand van de doelen kijkt men later ook of het handelen succesvol was. 

Het alles-overheersende doel is hier: het voorkomen van herhaling ofwel recidive. Men ziet dit als een mandaat vanuit de samenleving en de rechterlijke macht. Daartoe moet het gedrag en het denken van de cliënt veranderd worden, dus dat is het eerste sub-doel. Let wel: het doel is niet de cliënt te genezen of te helpen; het doel is zijn gedrag en denken aan te passen. Vandaar: 'cognitive-behavioral model' En het adagium No cure but control. 

"Behandeling in een ambulante forensische setting is allereerst gericht op het voorkomen van recidive en dus op onmiddellijke verandering van het delictgedrag" (Deneer 2004, p. 174 en elders).

"Daderhulp is geen therapie aan forensische patiënten, maar forensische therapie aan mensen die onverantwoordelijk seksueel gedrag hebben gesteld dat schade heeft berokkend."
En
"Daderhulp is mandaatgebonden therapie en het mandaat is het voorkomen van recidive."
(Walravens e.a. 2006, pp 120 & 124)

Men wil de cliënt die men ziet, en die zich, althans volgens de literatuur en zoals men hem ziet, presenteert als een zich automatisch gedragend wezen, veranderen in een handelend wezen dat zich ook verantwoordelijk weet voor de zelfgekozen handelwijzen en dus daden, dat bovendien de verkeerde daden weet te vermijden en de goede weet te stellen. Een mooi doel, natuurlijk. We gaan kijken hoe daaraan gewerkt wordt. 

(3) De werkwijze 

Een werkwijze bestaat uit een arsenaal of repertoire van mogelijke manieren van doen en laten, waaruit men al handelend kan kiezen, dus ook uit een keuzeadvies. 

Opvallend is dat men alle cliënten met vrijwel dezelfde methodiek behandelt. Deze methodiek, oorspronkelijk afkomstig uit de verslavingszorg, wordt gebruikt bij bijvoorbeeld geweldplegers, exhibitionisten, verkrachters, aanranders en bij pedoseksuelen, ook bij hen die bezweren dat het in hun geval om geheel vrijwillige contacten ging en tegenwoordig ook bij cliënten die geen kind hebben aangeraakt, maar alleen illegale platen hebben gedownload. Geen daders? Jawel: 'downloaden is mede-misbruiken, dus misbruiken en leidt bovendien [automatisch] tot misbruikgedrag'. Dus potentiële daders, dus eigenlijk toch wel daders. In elk geval, zo worden ze gezien en benaderd. 

Dit is anders dan wat Roelofs (1997) zegt. Hij onderscheidt duidelijk verschillende typen cliënten met te onderscheiden methoden: 
"Standaardprogramma's voor alle parafilieën zijn er niet, er zal dus maatwerk geleverd moeten worden." 
Alsook: 
"Een algemene integratieve theorie om alle seksuele delinquentie mee te verklaren is vanwege de heterogeniteit van de populatie een illusie."
En: 
"Categorale behandeling is door de heterogeniteit van de seksuele delinquenten verspilling van geld."

Wat we hier bespreken is wel standaard. Bij de daderbehandeling treffen we het volgende arsenaal van werkwijzen aan. 

1. Voorwaarden vooraf

De behandelaar formuleert voorwaarden om aan de behandeling deel te kunnen nemen. Wie aan de behandeling moet deelnemen (op last van de rechter of reclassering) of deel wil nemen (om de rechter gunstig te stemmen), staat hier voor een lastige keuze. De voorwaarden kunnen namelijk diep ingrijpen in het leven van de cliënt. Men moet afzien van elk contact met welk kind dan ook, de voetbalclub opzeggen en niet meer omgaan met gevoelsgenoten. Zelfs dit woord is verboden. Men zegge slechts "pedoseksuelen". 

Behandelaar: "Meneer, u kunt deelnemen, maar wij stellen de voorwaarde dat uw pleegkind bij u weg gaat."
Cliënt: "Wat? U bent zijn voogd of ouder niet! Daar heeft u niets over te zeggen! U bent geen kinderrechter!" 
Behandelaar: "Meneer, wij stellen altijd deze voorwaarde. Bij incestgevallen halen wij altijd de dader weg uit het gezin. Onze stelregel is: geen potentiële dader en potentieel slachtoffer onder één dak." 
Cliënt: "Maar er is al die jaren nooit iets seksueels gebeurd en dat zal ook niet gebeuren. Ik ben helemaal geen incestpleger!" 
Behandelaar: "Onze expertise zegt ons dat dit altijd nog kan gebeuren en dit is ons beleid: preventie gaat voor alles."

2. Afstand bewaren in een hiërarchische verhouding 

De verhouding tussen behandelaar en cliënt is niet helpend, dienstbaar en gelijkberechtigd, maar hiërarchisch, afstand behoudend en gebaseerd op (uitvergroting dan wel benadrukking van) de verschillen. Men schuwt iedere vorm van non-directieve therapie en is zonder meer en zonder aarzelen voortdurend en uitsluitend directief. 

Men zegt dat dit nodig is in het forensische werkveld. Men creëert bewust een "creatieve onbehagelijkheid" (´t Hoof 2000) omdat men anders niet verandert. Men weet dat de cliënten zich onbehagelijk voelen en houdt dit zo, bevordert het eerder. Men confronteert. Men schept en behoudt een "onoverbrugbare afstand" en wil die ook niet overbruggen. (Deneer 2004, p. 22) Men stelt dat "vijandigheid (...) inherent is aan de therapiesituatie" (Idem). 

De staf heeft altijd gelijk. Wat deze zegt mag niet ter discussie staan. Vragen aan stafleden naar hun persoon of opleiding zijn verboden; omgekeerd mag de staf alles vragen en zeer persoonlijke antwoorden verwachten. 

Een van de meest gehoorde klachten van de cliënten is dat 'je daar als kleuters behandeld wordt'.

"De manier waarop we daar behandeld worden, dat is een complete aanval op je verstand, je waardigheid en je zelfrespect als mens. Ze praten tegen ons alsof we baby's zijn. Ze behandelen ons als mensen die niets weten, die onwaarachtig zijn en die niet kunnen weten wat goed is voor onszelf en voor anderen."

3. De groep 

Er wordt niet of slechts aanvullend individueel gewerkt, maar vooreerst in groepen, vaak samengesteld naar  het type delict - niet naar type mens of problematiek. De groep heeft twee stafleden-begeleiders. 

Men werkt in groepen omdat de cliënten dan steun bij elkaar kunnen vinden en elkaar vermoedelijk wel kunnen begrijpen. Ze kunnen model staan voor elkaar en elkaar aanspreken. Men zegt dat dit type cliënten in een individuele begeleiding al snel gaan manipuleren en liegen. In een groep zal men dit van elkaar snel herkennen en elkaar hierop aan kunnen spreken. 

Een consequentie is dat de meest intieme zaken in groepsverband besproken moeten worden. Er wordt gesteld dat niets buiten de groep bekend mag worden. Ook wordt verboden buiten de zittingen met elkaar om te gaan. Zo wil men voorkomen dat er buiten de zittingen "pedofilievriendelijk" (Deneer 2004, p. 98) met elkaar gesproken wordt. Dat mag natuurlijk niet gebeuren. 

De cliënten zijn daardoor zeer aarzelend om mij iets te vertellen, al vertelt men mij wel dat men zich van het laatste verbod eenvoudigweg niets aantrekt. Het  gesprek verandert zodra er een staflid in de buurt komt. 

4. Een werkboek met analysemethoden 

Het werkboek bevat een aantal vragenlijsten en schema's die in de loop van de tijd, goeddeels thuis, ingevuld worden en dan in de groep worden besproken. 

a. Het delictscenario 

Hierin wordt het delict en wat daar aan vooraf ging minutieus, tot op de minuut, vastgelegd. Het doel hiervan is te laten zien dat er wel degelijk keuzemomenten waren en ook keuzen zijn gemaakt, dus dat men niet (meer) kan zeggen dat het delict de dader overkomen is: er is voor gekozen, men is er verantwoordelijk voor en wordt geacht die verantwoordelijkheid ook te erkennen. 

Hier wordt de cliënt dus niet als zich gedragend, op prikkels reagerend wezen aangesproken, maar als handelend wezen dat kan kiezen en verantwoordelijk is. Het verwarrende is dat men de cliënt normaliter juist wel als gedragsautomaat ziet en benadert, maar nu dus ineens niet. Dit is natuurlijk prima, maar waarom dan die andere benadering als hoofdtoon van de behandeling neergezet? 

b. De delictketen

Deze is algemener van karakter dan het delictscenario. Hier wordt onder woorden gebracht wat er zoal vooraf zou kunnen gaan aan een mogelijke herhaling van het delict. Men kijkt naar situaties, stemmingen, gedachten, fantasieën, naar 'ontremmers' (bijvoorbeeld alcohol of andere drugs, maar ook masturbatiefantasieën), die gelijkenis vertonen met het delictscenario zoals dat gelopen is, en die aanleiding tot herhaling zouden kunnen zijn. 

zie: een recente versie uit Deneer 2004, p. 31;

en een oudere versie in Roelofs 1997

Men onderscheidt de veroorzakende factoren in statische, die je niet kunt veranderen, zoals het verleden, en dynamische, die je wel kunt veranderen, zoals het denken en voelen, het doen en laten. Factoren veroorzaken gedrag, anders zou men het niet zo noemen; men zou bijvoorbeeld van motieven of redenen spreken. Hier is de cliënt weer het zich gedragende wezen, dat last heeft van mechanismen die oorzakelijk tot delictgedrag leiden. 

(Deneer 2004, p. 150. 
Men wil "het oude ik" vervangen door "het nieuwe ik" (idem p. 156). 
Craissati 1998, p. 38
Hanson & Harris 1998)

Andermaal wordt men enerzijds aangesproken als handelend wezen dat kan kiezen om bewust van deze keten af te wijken en zo herhaling te voorkomen. Anderzijds ligt aan de delictketen de veronderstelling ten grondslag dat deze, indien niet bewust doorbroken, vrijwel automatisch tot een delict leidt. 

Deze redenering is dubieus: de verkeersovertreding vond plaats na de borrel, maar niet iedere borrel leidt tot een verkeersovertreding. Wat vooraf gaat, hoeft nog geen oorzaak te zijn, laat staan binnen een mechanisme. Het is een kans-redenering en daarbij mag men enige samenhang niet direct als causaal-noodzakelijk zien. Men koppelt de afhankelijke variabele (verkeersovertreding, delict) lineair-direct aan de onafhankelijke (de borrel, de fantasie). Men selecteert op de afhankelijke variabele (de gevallen waarin het mis gaat) en neemt de gevallen waarin het niet mis gaat niet in de redenering op. Niet iedereen die bijles geeft, misbruikt ook kinderen. Toch wordt hier gesteld dat het geven van bijles dan wel voetbaltraining of pleegzorg een groot gevaar vormt en dus vermeden moet worden: geen contact met kinderen. Aan incestvaders wordt dit overigens even vaak weer wel toegestaan of zelfs verplicht. 

Behandelaar: "U zult dus elk contact met kinderen moeten stoppen."
Cliënt: "Waarom dan?"
Behandelaar: "Vanwege uw delict." 
Client: "Maar ik heb geen kind aangeraakt! Alleen gefotografeerd!"
Behandelaar: "U blijft wel een potentiële dader."
Cliënt: "En hij dan [wijzend op een incestvader]? Wat hij gedaan heeft vind ik veel erger! Is dat dan geen delict?"
Behandelaar: "Ja, maar hij is een vader, dat contact is natuurlijk. Uw contacten zijn  dat niet en dienen dus vermeden te worden."
Cliënt: "Ik vind dit discriminatie! Een schending van de wet ... de Grondwet! Ik ga aangifte doen!"
Behandelaar: deze zwijgt en richt de aandacht op een ander. 

c. Het seksuele script 

Hier wordt de seksualiteit in kaart gebracht zoals die was, is, en zou moeten worden. 

Op wie valt men? 

Wat fantaseert men? 

Hoe vaak masturbeert men? 

Gebruikt men seks om problemen te ontwijken of 'op te lossen'? 

Hoe (on)veilig voelt men zich bij het aangaan van contacten, bij het zich hechten aan iemand? 

Men spreekt van een 'veilige hechtingsstijl' en een 'onveilige hechtingsstijl'. De formulering is niet geheel correct, want men bedoelt: een hechtingsstijl op grond van vroegere hechtingservaringen die veilig (continu, stabiel, betrouwbaar) dan wel onveilig (discontinu, broos) waren. De stijl zelf is dus niet veilig of onveilig; het gevoel waarmee men al dan niet zich hecht is veilig of onveilig. 
(Ten Hag 2004, Ten Hag & Van Horn 2004 en de literatuur daarbij gegeven)

De onderliggende gedachte is dat er gezonde en ongezonde scripts bestaan. Men verwacht de ongezonde aanwezig bij de cliënten. Uiteraard streeft men dan naar gezonde scripts. Over de scripts van de staf wordt niet gesproken; deze worden verondersteld gezond te zijn en niet ter discussie te staan. 

d. De trechter 

Bij een trechter komen de uiteinden langzaam steeds dichter bij elkaar. Net zoals bij een glijbaan kan men op een gegeven moment niet meer terug. Het gaat hier om contacten met kinderen. Bovenaan in de trechter werkt men bijvoorbeeld op een school; dieper in de trechter gaat men bijles geven, gaat men een vertrouwensrelatie aan, ontstaat een specifieke band. Onder in de trechter komt men bij elkaar met seksueel contact. (Deneer 2004, p. 108)

Hier wordt het glijden in de trechter gezien als een min of meer automatisch verlopend proces. Daarom wordt gezegd ook de situaties bovenin de trechter te vermijden, ofwel niet op een school te gaan werken, geen bijles te geven en helemaal geen persoonlijke relaties met kinderen aan te gaan, dus eigenlijk helemaal geen contacten meer, want die zouden wel eens persoonlijk kunnen worden en dan treedt de delictketen [automatisch] weer in werking. 

De literatuur vermeldt dan doorgaans een casus waarin dit inderdaad zo liep. Men vergeet dat er duizenden gevallen zijn waarin dit niet gebeurt. Het is geen wetmatigheid, geen mechanisme: een mens is geen machine. 

5. Tal van opdrachten 

In de loop van de behandeling worden er tal van persoonlijke opdrachten gegeven. Men moet 

gaan 'ontseksen', 

minder masturberen, 

bepaalde fantasieën resoluut stopzetten, 

'prikkels' vermijden 
(d.w.z.: niet naar kinderen kijken, ook niet op foto's of plaatjes, geen enkel contact met ze aangaan);

men moet 'ontremmers' vermijden en afschaffen, dus 

geen kinderfoto's aan de muur, 

geen OK Magazine in huis, 

geen boeken van Brongersma, Bernard of Sandfort (of artikelen van Gieles), 

geen contact met gevoelsgenoten, 

geen alcohol gebruiken, 

geen gesurf op het internet, en men moet

contacten met bepaalde mensen en groepen afbouwen: 

Het sociale netwerk moet grondig veranderd worden. 

"De leiding kan eisen wat zij maar wil. Zij kan zeggen met wie of waar iemand wel of niet mag werken en wonen en wat hij overdag moet doen. Men kan ook bepalen wie je partner wel of niet mag zijn. Ik heb meegemaakt dat de leiding een koppel uit elkaar haalde omdat de vrouw 'ontremmend' bezig was - omdat ze niet geloofde dat de man gedaan had waar hij van beschuldigd was." 

Een methode van 'ontseksen' is de STOP methode toepassen. Deze houdt in dat men bij welke seksuele gedachte of aandrang dan ook, onmiddellijk aan andere dingen moet gaan denken, bij voorkeur onaangename dingen - bijvoorbeeld de lucht van chloor of amoniak, waarvan men dan een flesje altijd bij de hand heeft. 

6a. Narratieve dwang: de 'denkfouten' 

Narratieve dwang houdt in dat men verhinderd wordt het ene, het eigen verhaal te vertellen en dat men gedwongen wordt het eigen verhaal te herschrijven zoals een ander dat wil horen. Dit is vreemd omdat juist het eigen verhaal helpt om identiteit, handelingsvermogen en eigen verantwoordelijkheid te ontwikkelen, hetgeen men dus juist wil bereiken. 

Het eigen verhaal van de cliënt wordt in de daderbehandeling echter gezien als uiting van een cognitieve stoornis, zoals we al zagen in de diagnostiek (Gieles 2006). De behandelaars willen dit verhaal niet horen, zij corrigeren het voortdurend, met alle inzet van hun macht, tot op het dogmatische of fanatieke - dus irrationele, vermoedelijk ook ideologische - af. 

Deze opdracht is paradoxaal - en lijkt niet erg op de bekende therapeutische paradox. De cliënt wordt vrijwel gedwongen alles te vertellen en niets achter te houden. De staf zelf vertelt niets van zichzelf; er mag ook niet naar gevraagd worden, dat wil men niet horen. Ook wil de staf dus bepaalde ideeën van de cliënten niet horen. De cliënt moet wil het eigen verhaal vertellen, maar gelijktijdig mag hij het niet vertellen, want de behandelaar wil dit niet horen: het moet herschreven worden. 

"Alles vertellen aan de ander en alles van hem of haar willen weten - dat is een soort inquisitie, een vorm van mentale dictatuur." ('t  Hooft 2005)

Men is erg alert op denkfouten. 

Dit is de vertaling van thinking errors, maar beide termen zijn niet geheel correct gekozen; het gaat hier niet om fouten in het (logisch) denken, maar om het hebben van de verkeerde gedachten, ofwel wrong thoughts, dat wil zeggen gedachten die de behandelaars fout vinden - en zoals u al weet: de staf heeft altijd gelijk, zij maken nooit denkfouten. 

"De aandacht blijft voortdurend gericht op het aanwijzen en ondergraven van denkfouten." 
(Deneer 2004, p. 160)

De belangrijkste zijn

dat men ontkent op seks uit te zijn (geweest),

dat men niet zelf verantwoordelijk is en

dat er geen of minimale schade is aangericht. 
(Deneer 2004)

"De therapeut vraagt welke afwijkende gedachten wij de afgelopen week gehad hebben." 
(Bergner 2005

[Behandelaar:] "Begrijp jij hoe een slachtoffer zich voelen kan?"
[Client:] "Nee. Kan ik het helpen?"
De groep in koor: "Dèèèèènkfout!"
(Oostveen 1998)

Men traint ook de groep om elkaars denkfouten te signaleren en te corrigeren. Handig, zo'n groep die het werk doet. Maar de staf heeft altijd gelijk en heeft altijd het laatste woord. 

"Wat er ook besproken wordt, zij hebben altijd het laatste woord, over wat dan ook. Het zal gaan zoals zij willen, tot op het dogmatische af. [...] Alles wat niet past in hun visie noemen zij 'desinformatie' "

Cliënt: "Maar ik houd van kinderen!"
Behandelaar: "U kunt niet van kinderen houden als u ook op ze valt."

De staf heeft altijd gelijk. Er zal en moet over het delict gesproken worden - ook als er geen delict is gepleegd.

"Ze proberen daar gewoon je geheugen te vervalsen. Hoe vaak ik niet geprobeerd heb te vertellen dat hetgeen er nu echt gebeurd is, niet hetgeen is dat zij zo graag wilden wat er gebeurd zou zijn... Ze blijven maar zeggen dat ik fout bezig was, ongeacht waarover het gaat, en blijven maar zeggen dat ik me te weinig inleef in mijn 'slachtoffertjes' ... 
Hoe kan ik mij inleven in een situatie als de situatie die zij alsmaar aanhalen nooit gebeurd is?"

Craissati (1998, o.a. p. 117) beschrijft een cliënt die als kind vaak kwam bij een groep die in het boek  a child pornography ring wordt genoemd. Als kind heeft hij dit nooit als misbruik gezien. In tegendeel, hij ontving er, zegt hij, veel liefde, kameraadschap en zorg die hij thuis niet ontving. Craissati beschrijft nu als een voorbeeld van succes van de behandeling dat deze cliënt gaandeweg pas, maar uiteindelijk dan toch, zijn beleving van liefde los laat en vervangt door de beleving misbruikt te zijn. Het eigen verhaal is herschreven. Behandeling geslaagd. 

Kennelijk werd de positieve beleving als verhaal van de man zelf niet geaccepteerd. En ja, na een jaartje narratieve dwang vertelt de man het verhaal dat de staf wil horen, een negatieve beleving, waarna de staf  blij is met het succes van de behandeling. 

Ehrenreich (2004) beschrijft een man die negentien jaar lang in gesloten behandeling is vastgehouden. Omdat hij zijn delict ontkende en dus weigerde erover te spreken, werkte hij niet mee aan de behandeling, dus werd zijn verblijf eindeloos weer verlengd. 
Op een gegeven moment gooide hij het roer om: hij ging 'het delict' bekennen, erover spreken, precies doen wat de behandelaars zeiden en zeggen dat hij zo veel aan hun behandeling had. Dit was de enige manier om vrij te komen. De man kwam vrij. 
Toen bleek dat zijn aangevers alles hadden gelogen en verzonnen, onder de zware druk van de rechercheurs: er had nooit een delict plaats gevonden.

Een andere cliënt, uit een land en een kliniek, vele duizenden kilometers verwijderd van de hiervoor geciteerde, vertelt, vertaald, net zoiets:

"Ze hebben het maar over 'mijn slachtoffertje'. Ik moet daar dan een brief naar schrijven die dan niet op de post wordt gedaan. Dan vraag ik: 'Welk slachtoffertje? Er is er geen!' 
Ze kennen het hele dossier niet. Ze gaan er zonder meer van uit dat er 'slachtoffertjes' [meervoud] zijn. Ze lezen het hele dossier niet, ze scheren iedereen maar over één kam. 
Dat dossier zou dan later nog wel eens gelezen en besproken worden, maar nu moest ik dan maar uitgaan van 'mijn toekomstig slachtoffertje'. 
Ik zei: 'Dat is er niet!' 
Maar de therapeut moest toch een slachtoffertje hebben en hij zei toen: 'Ik bedoel het slachtoffertje dat u zich fantaseert - en u hebt ons gezegd wel eens te fantaseren.' "

De cliënt zat in de valkuil. Hij moest nu wel, wilde hij ooit vrij komen. 

Intermezzo 

Deze passages illustreren niet alleen de narratieve dwang, cruciaal in de methodiek, maar ook enkele andere kwesties.

Ten eerste de gedragsmatige visie op 'de mens als machine'

Men gaat er van uit dat fantasieën welhaast automatisch tot (strafbaar) gedrag zullen leiden (het kan een vijftien jaar duren, maar het komt eens - dit in tegenstelling tot de geldende recidivecijfers), en dat dit (wederom in tegenstelling tot de, voor elke vorm van behandeling overigens gunstige, recidivecijfers) voor elke cliënt geldt, los van welk dossier, welke feiten dan ook. 

Kennelijk heerst hier een sterk irrationeel geloof of overtuiging (belief) in mechanisch aandoende gedragsketens, los van welke feiten in welk dossier dan ook - en al helemaal los van wat de cliënt over zijn eigen handelen zegt. Zijn verhaal telt niet, kan niet waar zijn want mag niet waar zijn. Hij manipuleert immers slechts. De staf doet dit niet, nooit, uiteraard. 

Wat we hier zien is dat element (1) van de handelingscyclus, de visie, de interpretatie van de situatie, alle verdere elementen overheerst - in dit geval: beperkt. De interpretatie van de feiten wordt hoe dan ook gehandhaafd, feiten of niet. Zijn er geen feiten vermeld in het dossier? 

'Geen probleem: we veronderstellen ze - cliënten liegen immers standaard, zo zijn ze nu eenmaal, bepaaldelijk wel anders dan wij, - en anders zullen de feiten (delicten) er nog wel zeker aankomen. Fantasieën creëren immers altijd delicten, menen wij, en wij hebben ook wel tien tot vijftien jaar geduld om op ons gelijk te wachten [zie de recidivecijfers], want gelijk hebben wij, altijd, dit is vanzelfsprekend. Ons verhaal telt, hun verhaal mag er niet zijn.' 

Een en ander heeft het vreemde gevolg dat men mensen die men op wil voeden tot handelende personen - en voor een verantwoordelijk handelende persoon is het eigen verhaal over het eigen handelen van cruciaal belang  - toch blijft behandelen als gedragsautomaten, welke behandeling misschien wel het gedrag verandert, maar niet de persoon. Als die gedragsverandering al waar is, want vooreerst leert men liegen en doen-alsof. 

Ten tweede zegt het laatste citaat ons 

dat 'de therapeut [hoe dan ook, FG] een slachtoffertje moest hebben' - en dus een dader, anders valt er niets te behandelen. 

Ik denk dat de cliënt hier geen denkfout maakt, maar correct blijft denken, ondanks de aanval op zijn verstand, integriteit, en zo meer - zie andere citaten. 

Ik denk dat de staf hier een denkfout maakt
De behandelaar kan niets zonder 'een slachtoffertje'. Er moet een slachtoffertje zijn. In het onderhavige voorbeeld: zo niet in het verleden, dan toch wel in de toekomst. Immers: fantasieën leiden vrijwel automatisch tot (strafbaar) gedrag. 

Hiermee keer ik weer terug op het 'ten eerste': de gedragsmatige visie: de mens als machine - 'Nee, niet wij, de behandelaars, uiteraard niet, wel onze 'daders', waarop wij dus zuinig zijn. Oh... waren ze er niet volgens het dossier? Nou, dan zullen ze er heus wel komen. 

Ten derde komt het vermoeden op dat we hier meer met ideologie dan met klinische methodiek te maken hebben 

Ik herhaal: 

Cliënt: "Maar ik houd van kinderen!"
Behandelaar: "U kunt niet van kinderen houden als u ook op ze valt." 

Zo'n reactie is typerend, aldus mijn zegslieden: wat een botheid spreekt er uit. Waarom niet doorgevraagd wat de spreker dan met 'houden van' bedoelt? Wat hij hierbij voelt en denkt? Wat er daarbij in hem opkomt? Hoe hij hiermee om denkt te gaan? 

Er zijn zoveel vormen van liefde: eros, agapè, philia. Zelfs de paus maakt dit onderscheid en spreekt er met nuance over. De cliënt van dit citaat had zijn houden van nu juist als platonisch willen uitleggen, maar na de botte reactie van de 'therapeut' deed hij er verder het zwijgen toe. Spreken had geen zin: niks platonisch, helemaal geen omgang met en denken aan kinderen meer, dat is 'de therapie' immers. Dit oogt mij niet methodisch, laat staan therapeutisch, ook niet hulpverlenend, maar ideologisch.
 

Hoe zou dat bij vrouwen gaan, dan, of mannen? Als je daar nu eens op valt, kun je dan ook niet van ze houden? Het lijkt haast of de 'therapeut' hier ook van zichzelf vervreemd raakt. 

Of zijn kinderen zulke wezenlijk andere wezens? 

Of mensen met pedofiele gevoelens zo wezenlijk anders? 

Of spreekt hier slechts de moralist, die eigenlijk slechts bedoelt te zeggen wat er niet mag

Wil men roomser zijn dan de paus - 

of is men gewoon bot of verblind door de eigen ideologie?

Het vereenzelvigen van liefde en seks, waar de 'therapeut' misschien op doelde, is zo ongeveer de standaardfout in onze samenleving; niet alleen veel jongeren doen dit, ook vele - ik denk zelfs: zeer vele - volwassenen. Zie Hamaker 2005. 

Keren we na dit intermezzo terug naar nummer zes van element (3), de werkwijze, namelijk naar het cruciale punt: 

6b. Narratieve dwang: de 'denkfouten' (vervolg) 

Wat hebben de cliënten, voor zover mij meegedeeld, daarover te zeggen?       

"Respect voor iemands overtuigingen is een van de belangrijkste Rechten van de Mens, maar het is het minst gerespecteerd in dit soort behandeling. Het blijkt uit heel veel uitlatingen van de therapeuten, subtiel of letterlijk: 'Dit zijn onjuiste gedachten of ideeën', of 'afwijkende gedachten of ideeën', zo zeggen zij bij voortduring en in eindeloze herhaling."

Dit is dus de cognitieve herstructurering uit de literatuur. 

"Ze zeggen dat wij alleen maar 'onze' kant van de zaak willen zien, maar juist zij doen dit in hoge mate."

"Zolang ik daar spreek van 'mijn vriendje' kom ik de kliniek niet uit; ik mag alleen zeggen 'mijn slachtoffertje'. Doe ik dit niet, dan werk in niet mee aan de behandeling."

"Ik zei dat ik van kinderen houd, maar ze zeggen daar dat dit niet kan en dat ik een denkfout maak. Iemand die op kinderen valt, kan niet van ze houden, zo vinden ze daar, en dat staat niet ter discussie."

"Ik had ingevuld dat ik kinderen 'net mooie engeltjes' vind. Ze zeggen dat dit niet waar is, dat dit een denkfout is en dat ik kinderen romantiseer. En dat mag niet. 
Het ging zo verder: 
Therapeut: "U kunt toch geen delict plegen met engelen, neem ik aan?"
Cliënt: "Ik wil helemaal geen delict plegen!"
Therapeut: "Dat wilt u wel! Daarom bent u hier!" 

"Ik bracht in dat seksueel contact niet altijd schadelijk hoeft te zijn en dat in onderzoek ook bewezen is. Men wilde er niet van horen en zei men dat ik bezig was mijn delict te bagatelliseren, iets wat beslist niet mag daar. Door er toch over te willen discussiëren, verstoorde ik het behandelingsproces, zei men, en dit zou tot het beëindigen van de behandeling leiden."

"In het begin van de sessie moeten we vertellen of we contact met minderjarigen hebben gehad of met de politie. We moeten ook elke verandering vertellen die van belang zou kunnen zijn. 
Sommige leden van de groep, die nogal eenzaam zijn, proberen inderdaad iets te vertellen. Maar zij hebben niet door dat deze groep er niet is voor ons welzijn. 
Iets als gedachten aan suïcide, het heeft geen zin dit in te brengen. Nooit heb ik ook maar enige poging meegemaakt om ons te begrijpen
Toen ik eens kritische opmerkingen maakte over hoe de maatschappij met pedofielen omgaat, wenkte de leider mij terzijde en zei mij niet zo negatief te zijn in de groep. Dat is een slecht voorbeeld voor de anderen."

"Zelfs degenen die nauwelijks kunnen lezen, hebben snel door wat de goede antwoorden zijn [op de vele vragenlijsten]. Zij hebben ook door dat we de goede woorden moeten gebruiken zoals 'misbruik' en 'mijn slachtoffer'. [*] 

[* Dit ondergraaft wel enigszins de mooie resultaten die het SOT Report vermeldt, voornamelijk op grond van vragenlijsten.]

Iemand die niet zo spreekt en die maar suggereert dat 'het slachtoffer' maar al te graag wilde, wordt ter verantwoording geroepen.
De onderliggende gedachte is dat de misbruiker een flink manipulerend en egocentrisch persoon is, niet in staat tot empathie en behept met een hele serie 'denkfouten'. 
Niet moeilijk: alles wat anders is dan wat de leiding denkt, dat is een denkfout. Ze nemen aan dat alle delinquenten ook psychopaten zijn. De leiding is hier duidelijk in: men zegt dat men ons minder psychopathisch wil maken."

"Als je iets anders zegt dan zij, zeggen ze dat je de feiten zit te ontkennen of te bagatelliseren."

7. Het 'normaliseren' van fantasieën 

Niet alleen in het denken wordt ingebroken, ook in het fantaseren. Men constateert dat aan een delict vaak fantasieën vooraf zijn gegaan. In dit model ziet men dit als een oorzakelijk en dus mechanisch-automatisch verband: de fantasie veroorzaakte het delict. Dus kan dit weer gebeuren; men ziet bepaalde fantasieën als een voorspeller van recidive. Aangezien met recidive wil voorkomen, gaat men bepaalde fantasieën bestrijden en probeert men deze te 'normaliseren'. Het gevolg is dat er steeds gevraagd wordt of er nog gemasturbeerd is en wat daarbij dan wel gefantaseerd werd. Vervolgens wordt over de fantasie geoordeeld: fout - en wordt dus aangedrongen op remming ervan. 

8. Andere vormen van dwang en controle 

Een alsmaar herhaalde dreiging is om met de behandeling te stoppen omdat men er niet voldoende aan meewerkt. Voor de cliënt kan dit ingrijpende gevolgen hebben omdat men zich dan niet aan de voorwaarden van de reclassering of de rechtbank houdt. Dit moet aan de Officier van Justitie gemeld worden en deze zal voor de rechtbank eisen dat het voorwaardelijk deel van de straf alsnog uitgezeten moet worden of dan men in een gesloten kliniek geplaatst moet worden. Het is dus meewerken of zitten. Een zwaar drukmiddel, dat dan ook volop gebruikt wordt - over machtsongelijkheid en dwang gesproken. 

"Bij familiebijeenkomsten mogen er alleen volwassenen zijn; zodra er kinderen bijkomen, moet hij weggaan." 
(Bergner 2005)

Roy was met zijn vrouw op het strand. Er kwamen kinderen aan in de verte. Roy raakt in paniek en vlucht weg van zijn vrouw en het strand. Hij rent zo hard weg dat hij zich verwondt aan een afrasterring. 
(Samengevat uit Bergner 2005)

Roy, de cliënt, en zijn vrouw hadden zijn schoonouders niet verteld van zijn delict en Roy had dit niet duidelijk genoeg gemeld aan zijn therapeut. Onmiddellijk werden alle verworven privileges ingetrokken, waaronder het bezoeken van de schoonouders, en werd Roy in een 'strengere' groep, namelijk voor 'gevaarlijker' mensen geplaatst. 
(Samengevat uit Bergner 2005)

"De voortdurende dreiging met de gevangenis weerhoudt ons ervan onszelf eerlijk te spreken, door die enorme angst dus, die allerlei onjuiste beelden van de patiënt oproept, helemaal verwrongen beelden zelfs, omdat we niet vrijuit kunnen spreken, en dat al die tijd lang. [...] Dus als je niet spreekt zoals zij, dan kunnen de gevolgen desastreus zijn."

"In het begin moet je een contract tekenen. Doe je dat niet, dan kun je terug naar de gevangenis. Daarna zeggen ze dat we hier vrijwillig zijn. Enkele heikele punten van dat contract zijn:

dat we geen contact mogen hebben met niet-behandelde seksuele delinquenten, 

dat we niet met journalisten over de groep mogen praten, 

dat we elk contact met iemand onder de achttien jaar moeten vermijden, 

dat we instemmen met een [mechanisch] onderzoek of we een 'afwijkende-prikkel-stoornis' hebben, 

dat we elk contact met een kind, hoe beperkt ook, moeten melden, 

dat we geen porno mogen hebben, 

dat we geen enkele afbeelding van kinderen mogen hebben die niet door de leiding is goedgekeurd, 

dat we altijd eerlijk zullen zijn, en 

dat we met niemand omgaan die een probleem met drugs of alcohol heeft."

Voor elk weekend wordt gevraagd naar de plannen voor het komende weekend. Laat dit niet een bezoek aan een zwembad of zoiets zijn en al evenmin een bezoek aan een gevoelsgenoot: zoiets wordt niet getolereerd. 

"Ha, Frans, jij bent even mijn tante nu. Ik mag niet naar je toe, dus heb ik een tante verzonnen. Je lacht je dood hoeveel tantes en oma's daar worden verzonnen!"

Op maandagochtend wordt dan gevraagd hoe het weekend was, maar ook 

of men wellicht gemasturbeerd heeft? 

En waaraan dan wel gedacht is? 

Een standaardvraag is "of er nog prikkels waren dit weekend?". 
Vertaal: heeft u nog kinderen gezien? 

En hoe is men met de ontremmers omgegaan? 

Het is een streng verhoor; wie niet open genoeg is, werkt niet mee aan de behandeling - zie hierboven. 

De staf komt op huisbezoek en let daarbij op wat er aan de muur hangt en in de boekenkast staat. 

Een cliënt had na zijn detentie tijdelijk onderdak kunnen vinden bij iemand die moeder, pleegmoeder en grootmoeder was. Er hingen dus foto's van kinderen, oud-pleegkinderen en kleinkinderen aan de muur. Dit vond de staf "te prikkelend" voor de cliënt. Hij moest daar dus maar snel weg zien te komen... 

Therapie? Terug in het isolement dat nu net tot zijn delict had geleid? Of eerder beperktheid van visie, ideologie?

Ouders van kinderen bij wie een cliënt op bezoek zou kunnen komen wordt gezegd dat zij dit niet meer toe mogen staan. 

Een moeder: "Maar u bent de voogd niet hier! Het zijn mijn kinderen en ik heb dat te bepalen: ik heb de ouderlijke macht! U bent deskundig, maar geen kinderrechter!"
De behandelaar: "Mevrouw, die raakt u dan snel kwijt, want als u deze man nog in uw gezin toelaat, gaan wij dit melden bij de Raad voor de Kinderbescherming en het Bureau Kindermishandeling. U brengt uw kinderen in gevaar en dat is strafbaar. De rechter zal u veroordelen en de kinderrechter, die ik inderdaad niet ben, zal uw kinderen uit huis plaatsen."

Dit laatste is, zeg ik als kenner van het Nederlandse recht en kinderrecht, niet meer dan pure bluf. Maar weet een gemiddelde doch emotioneel open (voor haar kinderen) huismoeder dit ook? Zij raakt geïmponeerd en volkomen van de kaart - goed voor de kinderen hoor. Er wordt met macht gezwaaid.  Er wordt hier gemanipuleerd - door de behandelaar. 

Een andere vorm van dwang en controle is het eindeloos herhalen van opdrachten en verboden. Vanuit een ambulante setting heeft de behandelaar natuurlijk niet 24 uur per etmaal zijn cliënt onder controle. Men beseft dit en kiest voor het eindeloos herhalen van de gegeven opdrachten en verboden. 

Een opmerking 

In de literatuur en het spraakgebruik spreekt men van "psychotherapie" en van "de therapeuten". De hierboven beschreven visie, grondhouding, doelen en werkwijzen zijn echter vrijwel het tegendeel van wat redelijkerwijs 'therapie' genoemd mag worden. In de werkwijze zien we ook geen enkele belangstelling voor de psyche van de cliënten: alleen voor het gedrag. Noem het 'gedragsaanpassing middels machtsgebruik', want dat is het - precies hetgeen men de cliënten verwijt. 

9. Soms - steeds vaker - lustremmende medicijnen 

In voorkomende gevallen worden lustremmers of antidepressiva voorgeschreven. Deze laatste hebben een lust- en obsessieremmende bijwerking. Soms wordt dit vooraf. dus zonder de patiënt gezien te hebben, als voorwaarde gesteld. Meestal is de inname echter vrijwillig en er zijn er die zeggen hier ook baat bij te hebben. (Schouten e.a. & Gerrits 2002)

10. In Amerika standaard: mechanische detectors 

De leugendetector 
Deze is notoir onbetrouwbaar - maar wordt in Nederland al uitgeprobeerd. 

De plethysmograaf 
Hiermee wordt seksuele prikkeling gemeten die door platen wordt opgewekt. 

We gaan nu bezien hoe het handelingsverhaal afloopt. 

(4) Het waarnemen en interpreteren van de afloop 

Met het beschrijven van de mogelijke werkwijzen is het verhaal over het handelen nog niet afgelopen en is de methodiek dus ook nog niet beschreven. Er komen nog vier elementen van het handelen achteraan. 

Nadat men iets op een bepaalde wijze gedaan heeft om bepaalde doelen te bereiken, neemt men de afloop waar: is er iets veranderd? Is er iets verbeterd? Waar let men dan op, bij dat waarnemen van de afloop en hoe interpreteert men dit? De antwoorden hierop zullen het toekomstige handelen sturen: 'Oh! Die aardappels zijn helemaal pap geworden! Volgende keer korter koken met minder water dus'. 

De daderbehandelaars willen vooral recidive voorkomen, dus dat is waar men vooral op let. Er mag gezegd worden dat de recidivecijfers van uitbehandelde mensen laag zijn en dat de daderbehandeling hier goed scoort, al zijn de verschillen met andere methoden nu ook weer niet zo groot. Wel groot genoeg, vond en vindt men, om sinds de jaren '80 af te zien van individuele psychotherapie als methode en te kiezen voor de hier beschreven methode. 

Omdat dit artikel niet over recidive gaat, wordt naar de cijfers slechts verwezen, op een recent citaat uit Nederland na.

Zie 
< http://www.tegenwicht.org/33_politiek/opinie_33.htm#Recidive >, 
< http://www.tegenwicht.org/33_politiek/bronnen_recidive.htm >, 
< http://home.wanadoo.nl/ipce/library_two/han/hanson_98_frame.htm > en 
< http://www.human-being.nl/Bibliotheek/recidive.htm >, 
< http://www.helping-people.info/articles/alexander.htm >, 
< http://www.helping-people.info/articles/kokish.htm >, 
< http://www.helping-people.info/articles/rearrest.htm >, 
< http://www.helping-people.info/articles/robinson_treatment.htm >, 
< http://www.helping-people.info/articles/alaska.htm > en 
< http://www.helping-people.info/articles/programmes_work.htm >.

Zie ook Rubin 2005

"Jeugdige groepsverkrachters plegen na poliklinische behandeling niet opnieuw een zedendelict, zo blijkt uit het onderzoek dat hij uitvoerde samen met Catrien Bijleveld, hoogleraar methoden en technieken van criminologisch onderzoek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Van de groepsdaders die geen therapie kregen, pleegt 12 procent opnieuw een zedendelict. Bij de solodaders is dat gemiddeld 10 procent. Na therapie recidiveert van de solodaders toch nog 5 procent naar een zedendelict." (Kamerman 2005)

Een dergelijke waarneming van de afloop kan pas na recidiveonderzoek, dus na lange tijd en over vrij veel mensen. Op kortere termijn zijn er de herhalingen van vragenlijsten (masturbeert men nu minder?) en de eindpresentaties van de cliënten waarin ze hun delictketen weergeven en zeggen hoe zij prikkels en ontremmers nu vermijden en dat ze anders zijn gaan denken. Stuk voor stuk mooie werkstukken - maar of ze nu ook waar zijn ...?

Vooralsnog kijkt men op de korte termijn vooral naar de leefwijze van de cliënt. Hiertoe worden nazorggroepen opgezet. Heeft men werk, woning, inkomen, dagvulling? Maar vooral: vermijdt men prikkels (lees: kinderen) en ontremmers (tv, film, boek, alcohol, drugs, gevoelsgenoten, bepaalde contacten)? 

Was de werkwijze, element (3), vooral in handen van de behandelaars, bij element (4), de afloop, gaan ook de cliënten naar de afloop kijken en gaan ook zij deze interpreteren. 

Wat de cliënten die ik sprak globaal genomen zeiden, was dat ze 'geen spat veranderd zijn'. Het gevolg van de gevolgde werkwijzen is dat men wel gaat doen alsof: om de behandeling af te kunnen ronden of om vrij te komen, en om van 'het gezeur af te zijn'. De cliënten zeggen dat ze geleerd hebben toneel te spelen en ronduit consequent te liegen. 

"Als we daar zouden vertellen wat er werkelijk in onze gedachten speelt, zouden we allemaal enkelbandjes dragen" 
(Bergner 2005)

Dit vermoedend, wil een kliniek met leugendetectors gaan werken. Men bestrijdt dus de leugens die men eerst zelf uitlokt. In de VS en Canada wordt hier vrijwel standaard al mee gewerkt. Deze detectors zijn notoir onbetrouwbaar, maar oh wee als men een leugen ontdekt.

"Minimaal een maal per jaar (of vaker als de leiding dit wil) moet je een leugendetectortest doen. Ook hiervoor moeten we zelf betalen. het kost 300 $ per keer. In feite is zo'n leugendetector een middel om te intimideren dat wordt gebruikt bij ondervragingen. En vaak genoeg heeft dat zware juridische gevolgen."

Vindt er nu ook therapie, dus ingaan op problemen en verbetering plaats? 

In minstens een van de mij bekende gevallen was sprake van een duidelijke obsessie, in een geval overduidelijk van een forse en zich steeds weer herhalende depressie. Er is geen enkele aandacht aan besteed in een half jaar behandelingstijd. Men kwam er net zo obsessief of depressief uit als men er in ging. 

Dit is de afloop van de handelwijze nadat men in de werkwijze geen enkele aandacht aan de psyche heeft gegeven en alleen heeft gekeken maar het gedrag. Het was gedragsaanpassing, geen psychotherapie. 

(5) De bevinding achteraf 

Na het waarnemen en interpreteren van de afloop is de handeling op zich voltooid, maar nog niet het verhaal over de handeling. Er blijft iets hangen dat nog verteld moet worden: een beleving achteraf, een gevoel tussen aangenaam of vervelend, maar ook een gevoel over de mate van juistheid van de handeling, een ethische naklank. Zo ook een gevoel over de mate van passendheid van de handeling bij de eigen persoon: 'Ik heb dit nu zo gedaan, maar past dit bij mij? Hoe authentiek was ik? Was het mijn handeling? Mag ik mij die toe-eigenen of volgde ik slechts anderen?'  

Deze aanvankelijk wat vage gevoelens zijn bekend bij hulpverleners als 'wat je mee naar huis neemt', iets wat langzaam duidelijk wordt en dat lang kan blijven hangen. Het moet eens verteld worden, bijvoorbeeld in het team. Lang opzouten van deze gevoelens kan remmend gaan werken, het uiten ervan kan verhelderend werken voor het hele team... en voor de methodiek; het kan helpen methodiek te ontwikkelen. Het is dus voor de beschrijving en ontwikkeling van methodiek een belangrijk element. 

We kunnen dit element hier echter niet invullen voor de behandelaars: niemand die er over sprak of schreef. Is men tevreden? Voelt men onvrede of aarzeling? Voelt men 'zichzelf' of voelt men iets van vervreemding? We weten het niet. Wat uit interviews en uit de literatuur wel voelbaar is, is dat men het moeilijk werk vindt, maar ook een zekere mate van trots en een zelfbevestiging van de eigen deskundigheid. 

Des te meer weten we van de cliënten. Mij is daar in elk geval veel over verteld en geschreven. De bevinding achteraf was bij de cliënten eenstemmig negatief tot uiterst negatief. In enkele gevallen zo negatief, dat men er (vooralsnog) niet over kon of wilde spreken, op een globale typering na. "Te erg voor woorden", zo werd gezegd; men kon de woorden niet vinden en wilde het gevoel niet weer oproepen.

"Iedereen in de groep ziet er slecht uit. Iedereen is gedeprimeerd. [...] Vrijwel iedereen vindt de groep deprimerend. Ik ben er zeker van dat iedereen aan suïcide gedacht heeft. Degenen met wie ik gesproken heb zeggen daar vaak aan te denken."

"Iemand vertelde dat hij, zodra hij de weg naar die kliniek maar zag, er de meest afschuwelijke herinneringen naar boven kwamen. Als het maar even kon, koos hij een andere weg. Maar ook kleine gebeurtenissen overdag roepen deze beelden en boosheid dwingend op. Het ontmoedigt hem en maakt hem onzeker, en zo meer. Naar mijn idee noemt men dit 'traumatisering'."

"De gevolgen? Ik heb ze op een lijstje geschreven. Hier heb je het: depressie, verdriet, huilogen, mijzelf terugtrekken en isoleren, boosheid, trauma's; ik voel mij minder dan anderen, slecht, onwaardig, gehersenspoeld, niet gerespecteerd, gediscrimineerd, verpletterd; ik ben bang van mensen en heb geen zelfvertrouwen, wel stress en onzekerheid, ik durf me niet te uiten, ik ben mijn zelfvertrouwen kwijt; ik heb het helemaal gehad." 

"Alsmaar hoorde ik in mijn hoofd opnieuw die woorden: 'Seks is fout, liefde is fout'. Ik was vreselijk boos omdat deze mensen willens en wetens mijn vermogen om te leven en te functioneren hadden willen vernietigen."
(Leonard 2005)

"Er zijn acht tienerjongens en twee therapeuten, al de anderen zijn ouders en grootouders. We zijn verbijsterd en terneergeslagen [...]. Uren tevoren voel ik mij al ziek en een dag of wat daarna ben ik niet in staat rustig te slapen, te eten of een normaal praatje te houden. 
Deze jongens, waaronder mijn zoon van veertien, zijn seksuele delinquenten [vanwege seksspelletjes met zijn broertje]. [...] Onlangs vroeg ik hem wat hij nu van alle ellende van het laatste jaar geleerd heeft en hij zei: "Ik heb geleerd dat seks slecht is. Ik wil er verder niet meer aan denken." 
[...] Ik geloof dat het middel hier erger is dan de kwaal. 
[...] Al deze jongens van onze therapiegroep moeten keer op keer hun delict vertellen. Openlijke bekentenis is, gelooft men, erg goed, noodzakelijk voor genezing en een teken van verantwoordelijkheid nemen voor het delict.
[...] Hij heeft het maar over 'denkfouten'. 
[...] Ik vind [...] dit systeem zo wreed, die therapie zo oppervlakkig, de ideeën er achter zo dom."
(A mother's story)

Als buitenbegeleider woonde ik de eindpresentatie van een cliënt bij. Eenmaal buiten, zei de cliënt: "Zo, dat half jaar toneelspelen is nu eindelijk voorbij. Nu ga ik gewoon weer mijzelf worden, die ik altijd al was en ook zal blijven."

Aan het eind van de behandeling kreeg een cliënt het advies om nog een individuele [echte] psychotherapie te gaan volgen. Ook ik raadde hem dit aan. De cliënt: "Oh nee! Ik heb het helemaal gehad met therapie! Dit nooit weer!" 
In dit geval heeft de gevolgde methodiek het starten van een echt psychotherapeutisch proces dus effectief belemmerd. 

Nu gaat het in dit element van het verhaal over het handelen niet alleen over het waarnemen van de bevinding achteraf, maar vooral ook om het interpreteren van die bevinding. Die interpretatie gaat immers het toekomstig handelen sturen. 

Hier gaat de schoen wringen 

De behandelaars weten heus wel dat de bevinding-achteraf van hun cliënten flink negatief uitpakt. Nu zeggen zij niet: 'Oh, wat vervelend, dan moeten we onze methodiek toch wat bijstellen'. Nee, zij zeggen dat dit uitstekend is; het is juist de bedoeling dat de cliënten zich akelig voelen, anders zouden ze (hun gedrag) niet veranderen. Men trekt gaarne een vergelijking met de tandarts. 

(6) Inzichten 

Handelen roept ook inzichten op die van nut zijn voor toekomstig handelen: 'Te vroeg uitzaaien van maïs levert geen beter gewas op'. Deze inzichten nemen vooral, bij het ontwikkelen van handelen en van methodiek, de vorm aan van vragen: 'Of heb ik in te droge grond ingezaaid?'

De inzichten van de behandelaars zien we in de literatuur. 

"Voor alle groepen daders geldt: genezing heeft een dadertherapie niet te bieden. Wel proberen we te voorkomen dat ze terugvallen. Pure gedragstherapie."
(Frenken en vd Zalm 1996)

Het blijkt dat men wel enige notie heeft van de zo negatieve bevinding achteraf van de cliënten. Men acht deze echter noodzakelijk en onontkoombaar, pijnlijk maar noodzakelijk en uiteindelijk heilzaam. Dit zal dan toch nog wel moeten blijken: het noodzakelijke en het heilzame. We zien misschien gedrag veranderd, maar als depressie en obsessie nog gewoon voortbestaan, als er innerlijk niets veranderd is in de psyche, wat is er dan zo heilzaam aan deze methodiek? 

Wat men in de daderbehandeling niet doet, is nieuwe inzichten vermelden. Soms meldt men nieuwe inzichten, maar steevast binnen hetzelfde model. Het model als zodanig staat niet ter discussie en roept dus ook geen vragen op. De literatuur is, althans zo bleek bij een korte verkenning, veel van hetzelfde; er zit geen ontwikkeling in. Men verfijnt het model, maar ontwikkelt het model zelf niet meer - het is  gewoon zo, en wel: wereldwijd. 

Het SOTP Report van 1996 verschilt qua methodiek niet veel van de meer recente literatuur en de ervaringen van de cliënten met deze methodiek (Zie Gieles 1997).

Opmerkelijk in het SOTP Report is dat men klip en klaar stelt dat aan de uitvoerders van deze methodiek geen specifieke eisen worden gesteld qua opleiding en expliciet dat een universitaire opleiding niet nodig is. Wat nodig is, zo stelt men, dat het mensen zijn die vasthoudend en consequent deze methodiek uitvoeren. Voor deze vorm van 'psychotherapie' hoeft men dus geen afgestudeerd psycholoog te zijn. Men wil kennelijk geen goed opgeleide kritische mensen, nee, men wil gehoorzame mensen die vasthoudend en consequent deze methodiek uitvoeren. Dit suggereert niet direct dat deze methodiek voor verbetering vatbaar zou zijn. 

In overeenstemming hiermee is dat de cliënten de behandelaars niet mogen vragen naar hun opleiding. 

Wie afgestudeerd psycholoog is zal dit heus wel zeggen. Dit oppert het vermoeden dat de behandelaars, in de literatuur psychotherapeuten genoemd, geen psychologen zijn en dus niet eens bevoegd zijn tot psychotherapie. 

Is het handelen dan niet te verbeteren? Dit brengt ons naar het zevende en laatste element van (het verhaal over) het handelen, dat namelijk gaat over het verbeteren van het handelen. 

(7) Inzichten over het verbeteren van de handelwijze 

Dit element sluit de handelingscyclus af en maakt ruimte voor de volgende. 'Weet je wat, ik schaf een boek aan over het zaaien van maïs', zegt de boer, of 'Morgen bel ik het landbouwschap', dan wel 'Hier ga ik eens met mijn buren over praten' - en dan kan hij gaan slapen, het verhaal is nu verteld. 

De groepsleider die na een zware dienst blijft doorpiekeren, om even bij de inhoud van mijn proefschrift te blijven, neemt zich voor e.e.a. eens in te brengen in het team ('Moeten we de regels niet eens veranderen?'), dan wel de orthopedagoog eens te raadplegen of het hele verhaal van zijn handelen op te schrijven en in te brengen in de besprekingen over methodiekontwikkeling. Dan slaapt hij in: zijn handeling en het verhaal erover is voltooid en morgen is er weer een nieuwe dienst. 

Wat zeggen de daderbehandelaars ons over dit punt? Helaas: niets. Ja, men wil de gekozen handelwijze ofwel methodiek verfijnen, maar slechts binnen het gekozen model, de gekozen visie en interpretatie en doelen, element (1) en (2), enzovoorts, maar niet het model zelf im frage stellen

Ook de cliënten zwijgen hier gaandeweg. Zij zeggen nog wel: 'Laten ze eens naar ons luisteren!', 'Laten ze ons eens gewoon als mens respecteren!', of: 'Laten ze eens lezen: Brongersma, Sandfort, Bernard... Gieles!'. En dan valt het gesprek stil of wordt de brief of het verslag afgesloten. 

Een kritische blik 

Waar behandelaars en cliënten zwijgen, mag de onderzoeker gaan spreken. Wat behandelaars en cliënten ons te zeggen hadden is samengevat in een handelings-schema van twee kolommen - er mag een derde kolom aan worden toegevoegd. Ook de onderzoeker heeft een handeling verricht: een methodiek beschreven. Ook hij heeft een visie, enzovoorts, en een bevinding achteraf annex inzichten, en misschien wel een inzicht over het verbeteren van inzichten, een idee over het verbeteren van ideeën, een handelwijze om de handelwijzen te verbeteren. Dit vergt een nieuwe en laatste hoofdstuk waarin niet de behandelaar of de cliënt spreekt, maar de onderzoeker. 

Het kritisch bespreken van een methodiek kan volgens dezelfde lijnen verlopen als het beschrijven van een methodiek, ofwel aan de hand van dezelfde zeven elementen van het handelen. Ik doe dit kort en scherp om de lezer of luisteraar niet nog meer tijd te vragen - ik formuleer voornamelijk vragen - maar kom wel uit bij het laatste element: hoe kan het handelen ofwel de methodiek nu verbeterd worden, aangenomen dat daar 'enige' aanleiding toe is. 

(1) Het waarnemen en interpreteren van de situatie

Deze is uitgesproken reductionistisch en eenzijdig. 

"Het kritiekloze enthousiasme voor één enkel model van interventie - tegenwoordig de cognitive-behavioral approach, maar voorheen waren ook het psychodynamische en het gezin-als-systeem model veel gebruikt - kan leiden tot veel te optimistische verwachtingen, regelrechte fouten, therapeutische wanhoop en een inefficiënt gebruik van de schaarse middelen."
(Craissati 1998, p. 11; in haar hoofdstuk 2 en vanaf p. 72 combineert zij expliciet het psychoanalytische model met de hier beschreven methode.)

Het delict overheerst. Is het nu echt zo dat men door het plegen van, pakweg, een ernstig verkeersdelict met ernstige gevolgen, ineens een heel ander mens is? Kan zoiets niet ook de behandelaars zelf overkomen? Het gebeurt in enkele seconden - en men is dan ineens een ander type mens? 

De visie is ook vrijwel tegengesteld aan alles wat ooit geschreven is over 'de therapeutische blik' of 'het klinische oog'. Is forensische psychiatrie, psychologie en orthopedagogiek dan zo wezenlijk anders als de 'gewone'? Moet het juridische kader hier het klinische kader gaan overheersen? 

Zelf ben ik forensisch orthopedagoog, gepromoveerd en wel. Is nu een lastige en problematische tiener die een delict gepleegd heeft zo essentieel verschillend van een even lastige en problematische tiener die, formeel-juridisch gesproken, geen delict gepleegd heeft? Nee. Het verschil is juridisch van belang, niet klinisch. De clinicus moet zich niet laten verleiden tot juridisch denken en handelen. Hij heeft te handelen als clinicus, niet als jurist, rechercheur, aanklager, rechter of gevangenenbewaarder. 

Is nu een man die intensief en persoonlijk met kinderen omgaat, neem een onderwijzer of vader in gedachte,  die een delict gepleegd heeft zo essentieel verschillend van een even intensief met kinderen omgaande man  die, formeel-juridisch gesproken, geen delict geplaagd heeft? Nee. Het verschil is juridisch van belang, niet klinisch. De clinicus moet zich niet laten verleiden tot juridisch denken en handelen, Hij heeft te handelen als clinicus, niet als jurist, rechercheur, aanklager, rechter of gevangenenbewaarder. 

Zijn visie moet die van de clinicus zijn en blijven: die  van de helper. 

"Ik vind het prettig om te laten zien dat ik wél respect voor ze heb, ondanks het delict. Het blijven uiteindelijk gewone mensen, die in de fout zijn gegaan."
(Josita van de Put, behandelaarster, in Schoon 2004)

(2) De doelen

Preventie van recidive is een nobel doel. Maar moet dit nu ook het enige en zo zwaar overheersende zijn? Mag niet het helpen inzake obsessie en depressie, het helpen ontwikkelen en groeien van de persoon even nobel en zinvol zijn? 

(3) De werkwijze

Hierover wil ik kort zijn. De nu gebruikelijke werkwijze komt neer op een enorm gebruik van macht binnen een zeer beperkte visie en zeer beperkte doelstellingen. Op geen enkele wijze kan ik de werkwijze herkennen als 'psychotherapeutisch', ook al wordt deze zo genoemd. Al mijn ethische haren rijzen ten berge bij wat ik hierboven beschreven heb. Het is narratieve dwang en ander machtsgebruik te over, het is manipulatie optima forma, precies hetgeen men de cliënten nu juist verwijt. Het is grooming in het politiek-correcte model waarin de behandelaar zich comfortabel genesteld weet. Dit geeft de behandelaar alle kans op projectie: Het is de cliënt die zijn overwicht misbruikt, die denkfouten heeft, die groomt, die gecorrigeerd moet worden, die open moet zijn, wiens handelwijze - eigenlijk: gedrag - kritisch besproken moet worden, niet die van de behandelaar. 

Toch wel, meneer en mevrouw de behandelaar. Kijk eens naar de afloop van uw handelwijze.

(4) De waarneming en interpretatie van de afloop

Ook hierover wil ik kort zijn. Hierboven is beschreven dat cliënten leren liegen en dat de obsessies en depressies onverkort doorgaan. Men is 'geen spat veranderd'. Mag ik dan deze afloop eens kritisch ter sprake brengen? 

(5) De bevinding achteraf

De behandelaars laten het hier compleet afweten. Zij stoppen de handelingscyclus door te zwijgen. De cliënten deden dit niet, ondanks alle strenge verboden hiertoe. Ook hier blijf ik kort van stof: zij spraken en hun bevindingen - variërend van "te erg voor woorden" tot "je leert hier goed toneelspelen" -  moeten de behandelaars toch op zijn minst te denken geven. Wat houdt hen toch tegen om eens zelf-kritisch te zijn? 

(6) De inzichten

Ik meen duidelijk gemaakt te hebben dat de behandelaars hun inzichten slechts binnen hun model wensten op te doen, ter verfijning van hun in mijn ogen toch niet psychotherapeutische, maar in mijn ogen zelfs inhumane en ethisch hoogst betwijfelbare methodiek. In mijn ogen en zoals men zich opstelt: geen therapie, laat staan een psychotherapie, maar een ideologie: een gesloten stelsel van ideeën waar men 'heilig' in gelooft.  

Mijn inzicht is dat de behandelaars hun inzichten niet im Frage stellen, ja, binnen hun methodiek en visie, maar niet hun methodiek en visie als zodanig zelf-kritisch bezien. Dit is niet kenmerkend voor methodiek, maar voor ideologie. Een methodiek ontwikkelt zichzelf, in een ideologie gelooft men. 

Dit leidt, logischerwijs, indien men kritisch nadenkt, tot mijn invulling van het cruciale element (7) van het verhaal over het handelen ofwel over methodiek.

(7) Inzichten over het verbeteren van de handelwijzen

Deze laten zich nu eenvoudig en zelfs kort formuleren. Andermaal kan ik de zeven elementen van het handelen langslopen, maar nu op meta niveau en dus sneller. 

(1) Herzie de basisvisie een kritisch. Zie de cliënten meer als medemens, minder als vreemde; probeer ze te begrijpen. Toon meer respect voor de cliënt. Zie ook de cliënt als een handelend wezen. Scheer niet ieder over één kam, differentieer, lever maatwerk. Zie de mens die de dader is, niet alleen het delict. 

Howitt onderscheidt zeven verklaringsmodellen voor pedoseksualiteit en pedofilie, elk met hun eigen in dat model logische behandelingsmethodiek. Er is meer onder de zon dan cognitieve gedragsbehandeling. 
(Howitt 1995; de modellen worden in het Nederlands besproken in Gieles 2001b, hoofdstuk "Modellen, manieren van denken")

(2) Focus niet zodanig op preventie van recidive dat dit allesoverheersend is. Kies ook hulp, therapie en ontwikkeling als doen; niet alleen het gedrag. Neem niet 'veranderen van gedrag' maar 'ontwikkelen van handelen' als doel.

(3) Herzie het machtsgebruik in de werkwijze. Luister naar de cliënten zonder te oordelen. Verander de werkwijze zodanig dat toneelspelen en liegen niet meer nodig is. Stop die narratieve dwang. Juist het eigen verhaal is het startpunt voor ontwikkeling van identiteit, persoon en handelwijzen (Oosterwijk 2005).

Neem methoden van hulpverlening en echte therapie op in het arsenaal. Schenk aandacht aan de psyche, niet alleen aan het gedrag. Doe iets aan de obsessies en depressies. 

(4) Let op meer dingen dan alleen recidive en gedrag. Let eens op groei van het innerlijk bijvoorbeeld.

(5) Registreer de eigen bevinding-achteraf als behandelaar eens nauwkeurig; sta hierbij open voor gevoelens van twijfel en vervreemding. Laat de trots varen en wees meer zelf-kritisch. Stel vragen en durf te twijfelen. Dit impliceert: neem niet gehoorzaam personeel aan maar goed opgeleid en kritisch denkend personeel. 

(6) Kies een bredere theoretische basis dan alleen het cognitive behavioral model. Er is zoveel meer onder de zon.

(7) Ga een methodiek-ontwikkelings-proces in door het eigen handelen te beschrijven (met behulp van deze zeven elementen) en bespreek deze verhalen kritisch met elkaar en met buitenstaanders. Sta open voor kritiek en verandering.

Slotwoord 

Ivoren toren 

Niemand weet wat zich binnen de muren van de behandelklinieken afspeelt. We vangen er slechts een glimp van op en daar moeten we het mee doen. De cliënten mogen niets naar buiten brengen, ze spraken en schreven desondanks, en de staf zwijgt. Ja, men schrijft mooie stukken over het zo veilige klimaat in de groep en begripsvolle psychotherapeuten, maar geen van de cliënten die hierboven aan het woord waren heeft daar ook maar iets van gemerkt; men vertelt eerder het tegendeel. Zelfs geen poging tot begrip ooit, zo werd gerapporteerd. 

De methodiek van deze klinieken wordt zo niet gecorrigeerd. 

In onze familie spraken we wel van "het pastoorssyndroom", waarmee bedoeld werd dat priesters (mijn broers) nooit gecorrigeerd werden bij gebrek aan een partner en aan kinderen in de tienertijd, noch ook door de parochianen, waardoor ze zich erg eenzijdig ontwikkelden en nogal typische personen werden. 

Zoiets is gebeurd met de methodiek van deze klinieken: ze zijn niet kritisch waargenomen en nooit gecorrigeerd. In de literatuur proef ik een zekere mate van trots  - die mij narcistisch aandoet, namelijk vanuit een isolement, een gesloten ivoren toren: dat ze het allemaal zo goed weten en doen, die experts met hun expertise. 

De cliënten denken hier bepaald anders over. Deze gesproken hebbend, ik dus ook. 

Er is een modern ander woord hiervoor, afkomstig van rechercheonderzoek dat niet kritisch gevolgd en gecorrigeerd werd: een tunnelvisie. Precies dat zie ik in de klinieken en hoor ik van de cliënten. Een tunnelvisie is kenmerkend voor mensen met aan narcisme verwante syndromen: zij, in hun ivoren toren, weten het zo goed, en wel als enigen, als experts, "deskundig, zeer deskundig". (Van Dongen & Meerhof 2005) 

Dat de cliënten zich slecht behandeld voelen, zal op de behandelaars dus weinig indruk maken. Er wordt immers op een bepaalde manier naar hen gekeken, er wordt bewust afstand ingebouwd en een "creatief onbehagen" geschapen. Anders genezen ze niet - hoewel genezen niet eens een doelstelling is: no cure but control. Daar draait het om. Formeel: zelfcontrole, control from within, maar die is er nog niet, dus vooralsnog control from without. 

Desondanks ... 

... moet het toch te denken geven dat ze met dezelfde voorkeur, maar ook obsessie of depressie waarmee zij de kliniek inkwamen er weer uitwandelen. Hun gedrag en denken is iets aangepast - met grote kans dat dit niet meer is dan toneelspel, hun innerlijk is niet veranderd. Er is aan het hele innerlijk geen aandacht geschonken, terwijl dit toch de kern heet te zijn van wat 'psychotherapie' mag heten. Het is geen psychotherapie. Het is behandeling, lees: aanpassing, van gedrag - en dit is iets heel anders. De ongetwijfeld goedbedoelde methodiek van deze vorm van therapie kon wel eens onbedoelde ontherapeutische gevolgen hebben.

Het zo benadrukken van de verschillen tussen behandelaars en cliënten, het uitdrukkelijk inbouwen van afstand en vooral het ongeremde gebruik van narratieve en andere macht maakt het gevaar van schijncontact, schijnaanpassing, maar ook van blinde vlekken, tunnelvisie, projectie en tegen-overdracht levensgroot. De verleiding om de eigen schaduwkant op de cliënten te projecteren is levensgroot en er is geen correctie op, net zoals bij het pastoors-syndroom. Macht corrumpeert, weten we. Men heeft vrijwel ongebreidelde macht. Dit is geen reden tot trots, lijkt mij zo, het is mijns inziens eerder reden tot kritisch zelfonderzoek. 

Methodiek ontwikkelen 

De klinieken zouden aan methodiekontwikkeling moeten gaan doen. Dit begint met kritisch kijken naar zichzelf en luisteren naar de cliënten en buitenstaanders - en hiertoe meer openheid geven. 

Zo'n kritisch zelfonderzoek mag beginnen met het kritisch bekijken van de visie op de cliënten. Nu ziet men slechts 'het delict' en focust men op 'het gedrag', en daardoor ziet men niet meer de mens en diens psyche. Een fundamentele herbezinning op de methodiek, te beginnen met element (1), de interpretatie van wat men ziet, lijkt mij dringend nodig. 

Te beginnen met de mensvisie, dus op filosofisch niveau. Dan door naar doelen en werkwijzen, dus door naar de psychologie en psychiatrie, maar niet alleen maar de cognitieve gedragspsychologie.  Kijk eens verder rond: er is zoveel meer onder de zon. 

Bronnen 

A mother's story; A mother discovers that the legal system's nightmarish "cure" for child sexual abuse can be worse than the disease; SOHopeful Forum, Posted March 02, 2005; written Feb. 28, 1997 
< http://www.helping-people.info/Treatment/mother.htm >

Anderson, James D., How To Survive in Prison as an Innocent Man Convicted of a Sex Crime; Sex Offender Treatment; ITP 1997 # 9

Ayadi, Malika el, Kind wil niks, een kind wil niks, een kind wil niks, een kin...; Pedoseksualiteit,  Trouw 7 maart 2000

Baskins, Jay, Quiet, Solitude and the Telling of One's Own Story; 2003
< http://www.helping-people.info/Treatment/quiet.htm >

Bergner, Daniel, The Making of a Molester; The New York Times Magazine, January 23, 2005, 
< http://www.helping-people.info/Treatment/making_molester.htm >

Bruinsma, F., Behandeling verstandelijk zwakbegaafde zedendelinquenten; Tijdschrift voor Orthopedagogiek  # 35, 1996

Craissati, Jackie, Child Sexual Abusers; a community treatment approach; Psychology Press Ltd, 1998

Deneer, Birgit (red/), Gevaarlijke groepen; groepsbehandeling in de ambulante forensische psychiatrie; Hoputen 2004

Dings, Matt, Koepelsessies; HP - De Tijd 19 december 2003

Dongen, Menno van & Meerhof, Ron, ‘Ik geef een deskundig oordeel, zeer deskundig’; De Volkskrant 26 september 2005

Ehrenreich, Ben, Predator or Prey? LA Weekly, August 20 - 26, 2004

Elst, Annette van der, We moeten tbs'ers niet langer ontmenselijken; Filosofie Magazine juli 2004

Ferroul, Yves, Seksuele perversie bestaat niet; Samenvatting (vertaald) van een lezing op het 15e Wereld Congres voor Seksuologie, Parijs, juni 2001 
< http://www.helping-people.info/articles/ferroul_nl.htm >

Finkelhor, D. and Araji, S.  (1986).  Explanations of Pedophilia: A Four Factor Model.  The Journal of Sex Research. 22(2), 145-159.

Fog, Agner, Ph.D, Paraphilias and Therapy, in: Nordisk Sexologi, vol. 10, no. 4, 1992, pp. 236-242 
< http://www.helping-people.info/articles/fog_eng.htm >

Frederiksen, Arne, Pedophilia, Science, and Self-deception, A Criticism of Sex Abuse Research 
< http://www.helping-people.info/articles/fredriksen_frame.htm >

Gerrits, Jan, Libidoremmende medicatie; ervaringen in de SDr. Henri van der Hoeven Kliniek; voordracht, 26 november 2002

Gieles, Frans E.J., Conflict en Contact, Een onderzoek naar handelingsmogelijkheden voor groepsleiders bij botsingen in de dagelijkse leefsituatie; proefschrift, 1992 
< http://www.human-being.nl/Bibliotheek/cc/inh.htm >

Gieles, Frans E.J., (2001a) Hoe help je mensen met pedofiele gevoelens? Lezing Parijs & Visby 2001, in vele talen en met heel veel achtergrondliteratuur in meerdere talen op 
< http://www.helping-people.info/ >

Gieles, Frans E.J., (2001b) Wat bezielt die mensen? 
< http://www.human-being.nl/Bibliotheek/dozen/bezielt.htm >; 
de  modellen: 
< http://www.human-being.nl/Bibliotheek/dozen/bezielt/modellen.htm >.

Gieles, Frans E. J., The Treatment of Imprisoned Sex Offenders; A summary and an analysis, 1997 - Program, development, from HM Prison Service (SOTP Report, February 1996) [Sexual Offenders Treatment Program]

Gieles, Frans E.J., Barbertje moet hangen; Valkuilen, valstrikken en fouten in het forensische persoonlijkheidsonderzoek; 2006 
< http://www.human-being.nl/Bibliotheek/barbertje.htm >
met name "Rotsvaste overtuigingen", waaronder "Een mechanistische mensvisie". 

Hag, B. ten, Relaties en seksualiteit; handboek voor therapeuten; Forum Educatief 2004 

Hag, B. ten & Horn, Joan van, Problemen met intimiteit en seksualiteit bij zedendelinquenten; Directieve Therapie 24-4, december 2004

Hamaker, Machteld, Jongeren en geluk: liefde als merkproduct; Prana 151, oktober 2005 
(Een excellent artikel, geschreven door een tiener.)

Hanson, Karl R., & Harris, Andrew, Dynamic Predictors Of Sexual Recidivism, 1998-1, Corrections Research, Department of the Solicitor General Canada
< http://www.helping-people.info/articles/hanson_dyn_frame.htm >

Hooft, Lisette 't, Ik blijf voor altijd een dader''; Dadertherapie; VN, 14 oktober 2000.

Hooft, Lisette 't, Zeg ik het of zeg ik het niet? Moet elk geheim wel worden onthuld? Ode, maart 2005

Howitt, Dennis, Paedophiles and Sexual Offences against Children; Loughborough University, UK; John Wiley & Sons [Out of sale] 1995 
< http://www.ipce.info/host/howitt/index.htm

Two sections of Chapter 7 of Paedophiles and Sexual Offences against Children: Introduction to Chapter 7 (pp 189 - 192) and Support Therapies (pp 215 - 218)

Kamerman, Sheila, 'Ik wist toen nog niet dat het verkeerd was', jonge verkrachters moeten zich verplaatsen in slachtoffe5r; NRC 29 november 2005

Leonard, Geoffrey, Cognitive Therapy, 30th April 2005

Naerssen, Alex van, Man-Boy Lovers: Assessment, Counseling, and Psychotherapy , Journal of Homosexuality 20, 1/2, 1990  
< http://www.helping-people.info/articles/van_Naerssen_91.htm >. 

Oosterwijk, Meike, Meester van het vert5rouwen; Filosofie Magazine juni 2005 (Over Paul Ricoeur)

Oostveen, Margriet, Is het weer niet goed? Tering Geweldplegers in therapie; NRC 11 juli 1998

Roelofs, G. T., Pedofilie en andere parafilieën; lezing op het Symposium Multidisciplinaire Seksuologie, 24 april 1997

Rubin, Debra, Pedophile profile belies urban legends; Washington Jewish Week, November 9, 2005

Schoon, Edwin, Ook respect voor de kinderverkrachter; Trouw 28 februari 2004 

Schouten, E.A.M., J. de Jong, M.F. Timmerman & M.A. van Es, Libidoremmende medicatie bij zedendelinquenten; de praktijk in een grote forensisch psychiatrische poli- en dagkliniek - bron en jaartal onbekend

SOTP (several authors): The Treatment of Imprisoned Sex Offenders, Program, Development, from HM Prison Service (SOTP Report, February 1996) 

A critical summary is 
Gieles, Frans E. J., The Treatment of Imprisoned Sex Offenders; A summary and an analysis, 1997 - Program, development, from HM Prison Service (SOTP Report, February 1996) [Sexual Offenders Treatment Program]

Walravens, Geertje, Kris Vanhoeck, Flip Van Canegem & Jessica Opsteyn, Zeg het aan (n)iemand; Therapie voor plegers van zedenfeiten; Acco, Leuven 2006

Zalm, Patricia van der, De last van de lust; Genezing heeft dadertherapie niet te bieden; wel proberen te voorkomen dat ze terugvallen; Wegener Dagbladen 20 april 1996 

Zessen, Gertjan van, A Model for Group Counseling with Male Pedophiles, Journal of Homosexuality 20, 1/2, 1990  
< http://www.helping-people.info/articles/van_zessen.htm >

Start