[^ Start ^]

 

Citaten uit:
De behoeften aan en ervaringen met behandeling van pedo- en hebefielen – Een systematisch overzicht

Agatha Chronos, Sara Jahnke & Nicholas Blagden
Archives of Sexual Behavior, 15 juli 2024

- < https://link.springer.com/article/10.1007/s10508-024-02943-0?utm_source=toc&utm_medium=email&utm_campaign=toc_10508_53_9&utm_ content=etoc_springer_20240912 >
- < https://link.springer.com/content/pdf/10.1007/s10508-024-0293-0.pdf >

- Quotes from …: < https://www.ipce.info/treatment-needs-and-experiences >,
hier vertaald en samengevat door Frans Gieles.

Samenvatting

Mensen die zich seksueel aangetrokken voelen tot kinderen (voor en/of tijdens de puberteit)stuiten op grenzen en problemen als ze hulp zoeken in de geestelijke gezondheidszorg. Dit overzicht wil de kloof tussen hun behoeften aan en ervaringen met de zorg die hen wil helpen.
De auteurs hebben […] 22 kwalitatieve, 15 kwantitatieve en 3 gemengde onderzoeken over dit onderwerp bestudeerd.
Het blijkt dat deze mensen hierover veel ongenoegen, depressie en angst ervaren. Velen van hen (42,3%) zoeken – of hebben gezocht (46,5%) - naar behandeling om met hun seksuele verlangens en de invloed daarvan op hun mentale welzijn om te gaan. Hun ervaringen zijn uiteenlopend: sommigen spreken van positieve ervaringen met empathische therapeuten, anderen spreken van afwijzing. Veelal vrezen zij bekendwording en afwijzing als zij hulp zoeken, plus nog eens juridische gevolgen ervan.
Hier is nu voor het eerst onderzocht wat gepubliceerde onderzoeken hierover te zeggen hebben. De bevindingen zijn dat aan hun behoeften vaak genoeg niet tegemoetgekomen wordt. Dit leidde tot ideeën om deze kloof te overbruggen.

Inleiding

[... ... ...]
Bij de hier besproken mensen moeten we onderscheid maken tussen actie en attractie, tussen daden en gevoelens. Terwijl zij zich allen aangetrokken voelen tot kinderen in en/of voor de puberteit, gaan sommigen van hen over tot wettelijk verboden daden, maar anderen doen dit juist niet. Hoewel deze gevoelens een zeker risico inhouden op seksueel misbruik van kinderen (…), betekent dit nog niet dat zij hiertoe allemaal gedoemd zijn. Er zijn grote gemeenschappen van hen die zich bewust zijn van hun gevoelens, maar hiernaar niet willen handelen.

Werkwijze

[Deze wordt hier samengevat als: literatuuronderzoek.]

Resultaten

De meeste onderzoeken (70%) zijn verricht bij mensen in niet-klinische behandeling, al zijn er ook onderzoeken in forensische, anderszins klinische en gemengde situaties gedaan.

De vraag naar behandeling

[Hier samengevat als:]
Onderzoek in 14 niet-klinische, 2 klinische en 2 gemengde instellingen laten [in een tabel nr 3] zien dat de vraag naar behandeling uiteenloopt van 8,4 tot 85%, en dat de deelname aan zo'n behandeling uiteenloopt van 14,4 tot 86%.

Motieven bij (de vraag naar) behandeling

[...] De meest genoemde motieven zijn:

  • mentale gezondheidsproblemen,
  • onvrede met hun seksuele verlangens,
  • depressie,
  • angsten,
  • suïcidaliteit,
  • verslaving,
  • hulp om het hun seksuele voorkeur om te kunnen gaan, en/of
  • omgaan met hun sociale stigmatisering.

Wel waren er markante verschillen tussen de verschillende steekproeven:

  • De mensen die in een niet-klinische setting in behandeling waren spraken vooral van een behoefte aan een betere mentale gezondheid.
  • De respondenten die in een forensische of anderszins klinische setting in behandeling waren stelden de vraag naar behandeling vaak onder druk van hun familie, vrienden of partners (...). Vaak kwamen hun motieven ook voort uit het feit dat ze er door de rechter toe gedwongen werden, of dat hun rechtsproces nog gaande was, alsook problemen met een vorm van verslaving.
  • Ook vroegen mensen in forensische, klinische of gemengde instellingen meestal om hulp om geen delicten (meer) te plegen (…), dus hun gedrag te beheersen (...), vaker dus dan de mensen uit de niet-klinische instellingen.

Er was een motief van meer dubieuze aard, namelijk om hun seksuele orientatie te veranderen.
Gaandeweg echter realiseerden zij zich dat hun orientatie blijvend was, en verschoof hun vraag naar hoe hiermee goed om te gaan en zo een productief en zinvol leven te leiden. (..) [...]

Ervaringen met behandeling

[...] Er waren weinig verschillen tussen de verschillende steekproeven in het vertellen van positieve of negatieve ervaringen; wel waren er verschillen in de aard van hun ervaringen.

Vooral de respondenten van Vogt's (2006) onderzoek [*] vertelden dat hun behandeling verplicht was, en dus als negatief werd ervaren.
[* < https://www.ipce.info/library/author/336 >]

De respondenten van Draspeau e.a. (2005a) spraken van negatieve ervaringen van groepstherapie. Zij voelden hun kans op herhaling van hun delict ondanks de therapie niet was afgenomen.

Enkele participanten van Morris' (2023) onderzoek en een van het onderzoek van Wagner e.a. (2016) vertelden dat zij ( niet tijdens het onderzoek maar in het verleden) een vorm van aversie therapie hadden meegemaakt, die als zeer akelig beleefd hadden.

Aversie therapie is een vorm van behandeling die als doel heeft de seksuele opwinding die men voelt bij kinderen weg te poetsen door deze associëren met negatieve stimuli en ervaringen. (…)

Mensen uit forensische, anderszins klinische of gemengde instellingen vertelden van ervaringen met chemische stoffen als androgenen (…) of gonadotropin dat inwerkt op de hormonen.
Deze mensen beleefden het als positief dat zij er rustiger van werden, delicten konden vermijden en zich mentaal gezonder en beter voelden. De negatieve gevoelens kwamen van fysieke bijverschijnselen, depressie en schuldgevoelens.
Markant genoeg werd de afname van seksuele opwinding door sommigen als positief werd beleefd, maar door anderen juist als negatief.

De ervaringen van mensen in iet-klinische behandeling kunnen, naar bleek, twee kanten op gaan:

  • Positief: als zij een therapeut troffen die niet oordeelde maar naar hen luisterde. Dit leidde, vonden zij, onder andere tot een betere mentale gezondheid, cognitief vermogen en meer zelfcontrole.
  • Negatief: gevoelens van verwerping en vijandigheid van therapeuten die van pedofilie niets wisten, met behandelingsdoelen die niet strookten met hun eigen doelen: de client wil zijn handelingsvermogen verbeteren, de therapeut is alleen uit op het voorkómen van recidive (…).

Wat hindert en wat helpt bij behandeling

Dit is de meest besproken vraag in de gelezen onderzoeksverslagen (…), waarin de hindernissen de onderzoeksresultaten bepaald overheersen.

Wat helpt dan wel?

  • Een therapeut die weet wat pedofilie is en die een veilige en begripsvolle plek weet te scheppen.
  • Tegenwicht leren bieden aan de negatieve berichtgeving in de media en het in een goede behandeling leren zien dat er ook goede dingen gebeuren, zodat men de moed er maar in houdt (…)
  • Het lezen van getuigenissen van mensen en organisaties die echt geholpen hebben.
Hinderlijk waren de angsten voor de mogelijke gevolgen van het in behandeling gaan:
  • Veel mensen waren bang dat hun problematiek buiten de spreekkamer bekend werd en dast zij hun broodwinning, hun autonomie en hun relaties zouden kwijtraken.
  • Anderen vreesden verwerping en stigmatisering door de therapeut, waarbij sommige deelnemers aan het onderzoek van Jahnke e.a. (2023) een stigma ontvingen in plaats van hulp om niet in herhaling te vallen.
  • Hinderlijk waren ook gebrek aan informatie over de kosten en de bereikbaarheid van hulpverleners.
  • Hinderlijk vond met ook het gebrek aan professionele hulpverleners en vooral de voor hen dubieuze kwaliteit van die hulpverlening.
Er was in de onderzoeken weinig verschil te zien tussen wat nu niet en wel helpt, met als klacht vooral de zwaarte van die forensische groepstherapie en het gebrek aan hulp en steun nadat men de gevangenis had mogen verlaten.

Discussie

[… … ...] Er bleken markante verschillen te zijn tussen de behoeften en ervaringen van mensen die op kinderen vallen in de verschillende steekproeven.

Mensen uit klinische en forensische instellingen waren veelal gemotiveerd door factoren die met hun gevangenschap te maken hebben, zoals het verlangen naar vrijheid, de wil om hun impulsen de baas te worden en niet in herhaling te vallen. Zij voelden druk vanuit hun familie en vanuit hun begeleiders om in behandeling te gaan.

Dit was niet het geval bij mensen in de niet-klinische situaties; zij wilden vooral hun mentale welbevinden herstellen en in staat zijn een goed leven te leiden.

De ervaringen van mensen in klinische en forensische instellingen gingen vooral over specifieke vormen van behandeling, zoals de plus- en minpunten van groepstherapie en de effecten van hun medicijnen.

Mensen uit open settingen hadden daar geen ervaringen mee; zij benadrukten eerder wat zij daar beleefden aan openheid, empathie en specifieke kennis.

Over wat hen nu wel of niet hielp noemden mensen uit klinische en forensische instituten factoren die bij die context hoorden, zoals de plus- en minpunten van hun de behandeling die zij meemaakten en het gemis aan opvang na hun detentie. Mensen uit open settingen bespraken eerder de kenmerken van hun behandeling, of het gebrek daaraan.

Het verschil in beleving kwam voort uit de geringe mate waarin de klinische en forensische instellingen aandacht hadden voor de beleving van de mensen zelf, in plaats van alleen maar aandacht voor hun geestelijke gezondheid en de risico's van hernieuwd misbruik van kinderen.

Dit kwam vooral voor bij mensen die hun pedofiele verlangens ontkenden. Het had weinig zin om hen te vragen naar motieven tot behandeling van verlangens die zij zelf ontkenden.

Deze lacune in deze onderzoeken kan ook voortkomen uit het stigma dat kleeft aan pedofilie en seksueel misbruik, dat leidt tot wantrouwen in deze mensen, de weerstand tegen het spreken over hun eigen visie, en/of tot pleidooien voor financiering van onderzoek daarnaar. Het blijft intussen onduidelijk waarom zo weinig onderzoek kijkt naar de visie en beleving van de behandeling die zij ondergingen. Deze lacune remt de ontwikkeling van doelgerichte interventies die de effectiviteit van deze methodieken zouden kunnen verbeteren.

Dit staat dan tegenover de ruime aandacht die de onderzoekers gaven aan de visie van de behandelaars zelf.

Zo concludeerden Bayram e.e. (2023) dat werkers in de GGZ vooreerst misbruik van kinderen wilden voorkómen, gevolgd door doelen als het begrijpen van pedofilie, het verbeteren van de kwaliteit van leven, het beschermen van de samenleving en het stoppen van verslaving. Gevraagd naar wat hun doelen zijn bij pedofiele patiënten, noemden zij het voorkómen van schade als eerste doel, gevolgd door het veranderen van de seksuele oriëntatie en kennis over pedofilie; hun behandelingsethiek en praktijk kon zo immoreel handelen goedpraten en werkelijke empsthische verbinding met hun patiënten tegenhouden.

Zo vonden Lievesley e.a. (2023) dat de behandelaars controle van het gedrag veel hoger waardeerden dan hun patiënten zelf deden. Over de hindernissen bij behadeling waren de behandelaars en hun cliënten het wel eens: de vrees voor het bekend worden van hun problematiek en het gebrek aan beschikbare professionele hulp of de moeilijkheid om die te vinden werden ook door de behandelaars vaak genoemd als niet helpende minpunten. (…)

De behandelaars zeggen in deze onderzoeksprojecten ook dat meer publiciteit en meer opleiding en training inzake behandeling van pedofielen deze minpunten zouden kunnen helpen oplossen. Zij zien ook in dat de pluspunten, genoemd in dit overzicht, meer aandacht verdienen, zoals het opleiden van kundige en empathische clinici.

Goodier & Lievesley (2018) pleiten ook voor behandelaars die oog hebben voor mensen met een risico op criminaliteit; zij noemen het gebrek aan vertrouwen in de instituties als een hindernis, waardoor mensen met dit risico onbekend blijven en niet bereikbar zijn voor hulp.

Er is bij behandelaars en hun cliënten wel enig begrip voor de hindernissen bij het zoeken van hulp, maar een vaak genoemde hindernis is het verschil in doeleinden van de behandelaars en hun cliënten, dat minstens ten dele gevoed wordt door misverstanden over de motieven van mensen die op kinderen vallen als zij hiervoor hulp zoeken. Een eerste stap om dit misverstaan op te lossen is het erkennen van het feit dat hun motieven om hulp te zoeken net zo uiteenlopend zijn als die van welke hulpvrager dan ook.

De kracht en de beperkingen van dit overzicht

Dit overzicht mag dan waardevolle inzichten opleveren, de lezer dient ook te weten wat de beperkingen ervan zijn.

[1] Er is een 'publicatie bias' [mankement] dat vaker voorkomt in literatuuronderzoek, omdat het publiceren hiervan altijd een zekere richting en bepaalde belangen heeft (…). Wij hebben ons best gedaan om dit mankement te vermijden door handmatig naar literatuur te zoeken, ook naar niet-Engelstalige en minder bekende literatuur, maar het blijft natuurlijk mogelijk dat wij relevante literatuur hierover niet hebben gevonden.

[2] Een tweede beperking is dat dat de respondenten van de verschillende onderzoek grotendeels mensen zijn die hun oriëntatie erkennen en die van zich lieten horen op fora en netwerken als B4U-ACT and VirPed, met alle kans op overlapping van deze steekproeven. Ook trekken deze fora bepaalde mensen aan die al hulp en steun zoeken en die geen delicten willen plegen. mensen die deze kenmerken niet hebben en/of niet deelnemen aan die fora zouden tot andere bevindingen en conclusies kunnen leiden.
De enige onderzoekers die op bevolkingsniveau werkten zijn Dombert e.a. (2016); zij vinden de minste behoefte aan behandeling, waardoor de bevindingen met mensen van de genoemde fora een vertekend beeld kunnen geven.

[3] De onderzoeksrapporten die wij dan wel gevonden hebben zouden moeten voldoen aan een aantal eisen, wat niet altijd het geval is door onduidelijkheid over de geoogde populatie, omdat men werke met mensen die zichzelf aanmelden voor een onderzoek; daarnaast ontbreekt het nog wel eens aan de vereiste nauwkeurigheid bij het kwalitatief of kwantitatief verzamelen en de analyse van de gegevens. [...]

[4] De meeste onderzoeken zijn uitgevoerd met Westerse respondenten, die Engels spraken bepaalde on line gemeenschappen. Dit is moeilijk te generaliseren naar niet-Westerse steekproeven en naar degenen die niet deelnemen aan de online fora.

De kracht van dit overzicht zit 'm in het grote aantal bestudeerde onderzoeksrapporten en het vermijden van de 'selectie bias' door met zo veel mogelijk zoektermen te zoeken, ook naar niet-Engelstalige en onbekende rapporten, en het werken met consensus (inter-rater reliability) in ons team over het vinden en samenvatten van de gevonden literatuur.

Implicaties voor onderzoek en klinische praktijk

In het veld van de niet-klinische behandeling pleiten sommige experts voor een evenwicht tussen 'welzijn' en 'preventie' als behandelingsdoelen, maar de mate waarin het ene of het andere doel de voorrang krijgt blijft een twistpunt [...].

Een manier om dit evenwicht te bereiken kan zijn het werken met het 'Good Lives Model' van Willis & Ward (2013) [*] ...
[* < https://www.jorisoost.nl/lees/hulpverlening/good_lives_model.html >]
... dat mensen aanmoedigt om zinvolle en sociale doelen in het leven te bereiken, in plaats van modellen te gebruiken die zich beperken tot terugvalpreventie. Het Good Lives Model zou vaker en intensiever gebruikt mogen worden, gericht als het is op mentaal welzijn. Er zijn immers ook mensen met een pedofiele oriëntatie met een laag risico op seksuele delicten.

We hebben in dit overzicht gezien dat de vrees voor afwijzing, voor bekend wording en gebrek aan vertrouwen stevige hinderpalen zijn voor mensen met een seksuele oriëntatie op kinderen die hulp zoeken. Dit gegeven is van belang voor elke therapeut die met deze groep cliënten werkt, te beseffen dat het bekend worden hiervan hen blootstelt aan stigmatisering en 'moreel' geweld (…).

Zoals wij al benadrukten, is er voor de pedofiele medemens een veilige ruimte nodig om ervaringen met elkaar te kunnen delen, juist over stigmatisering, schaamte en veroordeling (…).
Het is dan aan de therapeut om een veilige en niet veroordelende ruimte te zorgen waarin een therapeutische relatie kan opbloeien die gekenmerkt is door warmte, respect, eerlijke openheid en empathie (…).

De rol van de therapeut in de helpende relatie, de mate van steun en een basis van vertrouwen die wordt ervaren, is van cruciaal belang voor het resultaat van de therapie (…). Patterson (1984) komt tot de bewijsbare conclusie dat empathie, respect en warmte onmiskenbaar noodzakelijk is (blz 437).

Therapeuten die met deze cliënten werken moeten dus de mentale situatie en de aard van behoefte aan behandeling goed kennen om effectief, ethisch verantwoord en barmhartig hulp te verlenen aan deze gestigmatiseerde en moeilijk bereikbare mensen.

Het creëren van 'een bermhartige ruimte' waarin men zich niet hoeft te schamen is van groot belang voor deze mensen, zodat zij openlijk kunnen spreken over hun ervaringen en de invloed die hun seksuele oriëntatie op hen heeft (…).

Een therapeutische methodiek die heel geschikt is voor deze cliënten is de 'Compassion Focued Therapy' (CFT) van Hocken & Taylor (2021). [*] Deze is juist ontwikkeld voor mensen die zich schamen, wat hen ongeschikt maakt voor CBT [Cognitive Behavior Therapy] (Gilbert 2014).

[* Hocken, K., & Taylor, J. (2021). Compassion-focused therapy as an intervention for sexual offending. In B. Winder, N. Blagden, L. Hamilton, & S. Scott (Eds.), Forensic interventions for therapy and rehabilitation (pp. 189–221). Routledge. **]
[** < https://www.routledge.com/Forensic-Interventions-for-Therapy-and-Rehabilitation-Case-Studies-and-Analysis/Winder-Blagden-Hamilton-Scott/p/book/9780367205362?srsltid=AfmBOoqtMPjk_3YZPXcBNBilbAiOMuLiyctWMU4IOdTlgbySejc4HtI3 >]

Die CFT richt zich op de motieven van mensen en is gebaseerd op evolutionaire en cognitieve krachten die mensen helpen om met bepaalde emoties, motieven en competenties 'barmhartige compassie' te ontwikkelen. De combinatie van deze vaardigheden speelt een belangrijke rol in het kunnen omgaan met bedreigingen en het ontwikkelen van welzijn en sociaal gedrag (… …).

De CFT legt een brede basis voor het bereiken van mentaal welzijn en een goede relatie met zichzelf, in het bijzonder voor mensen die lijden aan schaamte en zelfkritiek - iets wat juist bij pedo-/hebefielen vaak voorkomt. Het is duidelijk bewezen dat het werken vanuit een barmhartige compassie schaamte kan verminderen en pedo-/hebefiele mensen in belangrijke mate kan veranderen (…).

Immers, zegt Gilbert (2014) [*] "barmhartige compassie brengt ons ertoe om verantwoordelijkheid te willen nemen voor verandering en te doen wat we kunnen om het lijden van onszelf en anderen te verhelpen." (blz. 30).
[* Gilbert, P. (2014). The origins and nature of compassion focused ther- apy. British Journal of Clinical Psychology, 53(1), 6–41. https:// doi.org/10.1111/bjc.12043 ]

Aanbevelingen voor de toekomst

[...] Toekomstig onderzoek gaat zich richten op het perspectief van de patiënt op diens behandeling, in plaats van alleen maar te kijken naar recidive of nieuwe delicten. De mate van succes van interventies kan dan worden gemeten aan een vergelijking tussen het bereiken van de doelen van de cliënten en de behandelaars.

Onderzoek zal zich dan gaan richten op de behoeften en ervaringen van pedo-/hebefielen in verschillende behandelsituaties en bezien de doelen en werkwijzen van de behandeling hieraan kunnen worden aangepast.

Opvallend was dat dit overzicht slechts enkele onderzoeken kon vinden die vanuit een forensische context (ook) keken naar de bevindingen van de cliënten en hoe zij aankeken tegen de behandeling, en zo ja, dan nog was dit deel van het onderzoeksverslag slechts minimaal. Wij zijn hier niet gelukkig mee, omdat de bevindingen van de cliënten belangrijke aanwijzingen geven over hoe de werkwijze bij de behandeling kan worden verbeterd.

Tenslotte zou toekomstig onderzoek er goed aan doen om de resultaten apart weer te geven over de verschillende leeftijdsgroepen, zowel van de behandelden als de leeftijdsgroep(en) waartoe zij zich aangetrokken voelen, teneinde de overeenkomsten en verschillen hierin te ontdekken.

Conclusie

Ondanks dat de literatuur over de behandeling van mensen die zich seksueel aangetrokken voelen tot kinderen in het laatste decennium enorm is toegenomen (…), is er nog veel onzekerheid over wat de beste werkwijze is voor deze groep, in het bijzonder waar deze behandeling niet verplichtend is opgelegd.

Als we de visie en ervaringen van deze cliënten beter gaan begrijpen, kunnen ook de ggz-instellingen beter toegerust worden in het geven van passende en effectieve steun, wat uiteindelijk goed is voor het bevorderen van het welzijn van pedo-/hebefielen die moeite hebben met hun seksuele oriëntatie, als wel dat van de gehele samenleving.

[^ Start ^]