Start

Barbertje moet hangen

Korte versie

(1) Psychologisch ‘onderzoek’ van verdachten in zedenzaken

Frans Gieles, in: De Nieuwe Sekstant, NVSH, juni 2006

Dit artikel is een sterk verkorte versie van het volledige artikel ‘Barbertje moet hangen’, dat te vinden is op < www.helping-people.info/barbertje.htm >.

Wie tegenwoordig met justitie in aanraking komt voor een zedenzaak - dit kan het downloaden van kinderporno zijn - wordt routinematig verwezen naar een psychiater of psycholoog. Van de gesprekken tussen deze en de verdachte worden rapportages gemaakt. Ik heb 25 van die rapportages bestudeerd. In 23 ervan blijken de ondervragers in ongeziene valkuilen te trappen of regelrechte fouten te maken.

Dossier

De ondervrager krijgt een dossier toegestuurd met het politieonderzoek of het begin hiervan. De politie neemt alles op wat verdacht is, ook wat later door de rechtbank als niet bewezen kan worden verklaard. De ondervrager leest dus 'feiten', die later helemaal geen feiten blijken te zijn. Toch gaat hij of zij ervan uit dat het om feiten gaat.

Dit is wat er misging in de zaak tegen Cees B, die verdacht werd van de Schiedamse Parkmoord die hij, zoals nu bekend is, niet gepleegd heeft. Het Pieter Baan Centrum ging hier echter wel vanuit. Men ging dus op zoek naar een psychologische verklaring van een niet gepleegd 'feit'. En wie zoekt zal vinden. Ik citeer Ron Meerhof in de Volkskrant van 17 september 2005:

"Opeens heette B. 'passief-agressief' te zijn. Van binnen zou hij koken van woede. Dat onderdeel baseerden de ondervragers niet op het persoonlijkheidsonderzoek, maar op het dossier over wat hij zou hebben gedaan."

Vrijuit

Het gehele onderzoek hangt af van wat de onderzochte van zichzelf prijsgeeft.
'Spreekt u vooral vrijuit', zegt de ondervrager.

De ondervraagde beseft vaak niet dat het hier geen therapiesituatie is, maar dat het gaat om een onderzoek voor justitie. Daarbij geldt voor de ondervrager geen zwijgplicht, maar juist een spreekplicht. Lang niet elke ondervrager zegt dit, en zo krijgt de ondervraagde het gevoel dat hij in goede handen is. Hij is plotseling opgepakt, heeft dagen in voorlopige hechtenis gezeten, is bang en eenzaam. Dan verschijnt er iemand, in dit geval een jonge psychologe, die begripsvol luistert. “Eindelijk iemand om mee te kunnen praten”, denkt hij, en stort zijn hart uit.

De avond voor de rechtszitting wordt het rapport bezorgd. Daarin staat dat hij het gesprek domineerde, dat hij dus een dominante persoonlijkheid heeft, en dat hij dus ook dominant zou zijn ten aanzien van de betrokken kinderen, op grond van een onbewust mechanisme dat hem ‘in wezen agressief’ maakte, dus gestoord, dus dringend aan behandeling toe.

“U moet vooral vrijuit spreken” zegt de ondervrager, en sommige onderzochten voldoen openhartig aan dit verzoek. Later staat dan in het in het rapport dat 'betrokkene onbekommerd spreekt over zijn pedofiele geaardheid, zijn gevoelens, visie en daden. Er is geen remming, geen schaamte, geen schuldbesef en geen lijdensdruk.’ Het rapport concludeert dat dit wijst op een ernstige stoornis die onder dwang behandeld moet worden.

Hier geldt dus: spreek vrijuit en alles wat u zegt zal tegen u gebruikt worden.

Aarzelend

Wie openhartig en eerlijk alles vertelt zit fout. Maar ook het omgekeerde geldt.
Wie aarzelend spreekt, wellicht uit de zo gewenste schaamte in deze lastige situatie, heeft ook een probleem. De rapportage vermeldt dan dat de ondervraagde ‘de realiteit niet onder ogen ziet’. Hij heeft ‘een ontwijkende persoonlijkheid’ en dat betekent dat hij zich ook in andere situaties ontwijkend zal gedragen. Een ambulante behandeling is daarom niet gewenst, dus moet een gedwongen en gesloten behandeling worden opgelegd.

Er zijn ook ondervraagden die iets zeggen als: 'Ik wil hier wel over spreken, maar ik wil eerst dit en dat ter sprake brengen om het gebeurde in een breder kader te plaatsen en zo begrijpelijker te maken'.

Zo iemand, zegt een rapportage, ‘manipuleert het gesprek’. Dus ‘manipuleert’ zo iemand ook de kinderen met wie hij contact heeft. Hij is dus in wezen agressief, dus gestoord en gevaarlijk. Dus moet tbs worden opgelegd.

Een ander voorbeeld. Een man vertelt weinig over zijn vroege jeugd. "Er is ook helemaal niet naar gevraagd", zegt hij later. De leerling-psychiater die hem heeft verhoord, rapporteert dat de man zijn jeugd verdrongen heeft, en dat die jeugd dus problematisch geweest moet zijn.

Hetzelfde gebeurt waar de ondervraagde vertelt dat zijn broers en zussen deels problematische huwelijken hadden. In de rapportage wordt de conclusie getrokken dat het ouderlijk gezin dus problematisch was, een conclusie die niet onderbouwd wordt, want de psychiater heeft geen van de broers en zussen, noch de ouders gesproken.
In dit geval kon dankzij de verdediging het onderzoek overgedaan worden. Dat leidde tot geheel andere conclusies en adviezen.

Wie bedachtzaam spreekt en goed nadenkt, zal op dat moment weinig emotie uiten. Ook dit is weer niet best. In een van de onderzochte rapporten wordt hieruit geconcludeerd dat 'betrokkene weinig emotie kan tonen, zich dus van zijn gevoelens niet bewust is, deze dus verdrongen heeft en dus ook in andere situaties niet met gevoelens om zal kunnen gaan.’

Schaamte

Wie zich zo schaamt voor het gebeurde dat hij er nog maar nauwelijks over kan praten, heeft een probleem. Hij heeft een ‘ontwijkende persoonlijkheidsstoornis’.

Maar wie zich niet schaamt of zijn schaamte op dat moment niet voldoende uit, heeft een nog veel groter probleem. Die heeft dan namelijk een ‘stoornis van het geweten’.
Ook dit kan absurde vormen aannemen. In een van de door mij onderzochte gevallen sprak de ondervraagde desgevraagd vrijuit en zonder schaamte over het hem ten laste gelegde.

De ondervrager rapporteert dat de ondervraagde ‘schuldeloos en schaamteloos’ spreekt in een ‘kritiekloze omhelzing van zijn aberratie’. De ondervrager rapporteert plaatsvervangende schaamte bij zichzelf over ‘zoveel loochening bij betrokkene van kwalijke feiten, en een massieve ontkenning van de kwalijke aspecten van zijn parafiele manifestatie’. En dit terwijl de verdachte alles bekent en dus juist niets loochent of ontkent.

Zo'n rapportage zegt meer over de ondervrager dan over de ondervraagde.

Jargon

In de gevallen waarin de ondervraagde al een behandeling heeft ondergaan of goed over zichzelf heeft nagedacht, kan hij ook een probleem krijgen. Als hij namelijk iets van zijn zelfinzicht laat blijken, is de klacht dat hij ‘in therapeutenjargon spreekt’ of dat hij ‘psychologiseert’ en ‘op de stoel van de ondervrager gaat zitten’.

De ondervraagde, zegt het rapport, wil hiermee uiteraard ‘behandeling ontwijken’. De ondervraagde is intelligent en dus bestaat het gevaar dat hij bij een ambulante behandeling het therapeutische spel meespeelt en net doet of hij meewerkt. Zo iemand moet dus een dwangbehandeling ondergaan.

Wie daarentegen geen zelfinzicht toont ‘is zich niet bewust van zijn neurotische problematiek’. Of het inzicht is ‘niet verinnerlijkt’ omdat de ondervraagde ‘zijn gevoelens vermijdt en onderdrukt’.

Het betreft hier een man die een daderbehandeling heeft ondergaan. De bestaande daderbehandeling is puur gericht op het uiterlijke gedrag en vermijdt uitdrukkelijk de daaraan ten grondslag liggende innerlijke problematiek. Men spreekt niet over de innerlijke gevoelens of verlangens, men spreekt slechts over het vermijden en ontwijken van die gevoelens. Hij deed daar braaf wat van hem gevraagd wordt, namelijk het onderdrukken van gevoelens en het uit de weg gaan van riskante situaties. Wat in de rapportage staat zegt niet iets van de ondervraagde, maar van het type behandeling dat hij heeft gehad.

Een andere verdachte heeft zich de aangeleerde normen wel persoonlijk eigen gemaakt. Dat is ook een voorwaarde voor de behandeling. Dan heeft de behandeling dus succes gehad, zou je zeggen.

Maar nee: ‘ behandeling, bij voorkeur gedwongen en gesloten’, schrijft de psychiater in het rapport.

Valkuilen

Veelvuldig maken de ondervragers fouten doordat ze niet in de gaten hebben wat hun rol is of welke redeneerfouten ze maken. Ik noem dat vriendelijk ‘valkuilen’, omdat ik ze geen opzettelijke kwaadaardigheid wil toeschrijven. Een paar voorbeelden:

De stoelendans:
de ondervrager verlaat zijn stoel, die van de psychiater, en gaat zitten op de stoel van de rechercheur, aanklager of rechter. We zagen op de televisie hoe psychiater Bullens dit deed bij Maikel, die verdacht werd van moord op zijn zusje.
 
Extrapolatie naar andere situaties:
de ondervraagde is in de onderzoekssituatie ontwijkend, dominant of schaamteloos, dus is hij dit ook in andere situaties: met kinderen of in een therapie.
 
Extrapolatie in de tijd:
de ondervraagde heeft in de onderzoekssituatie moeite met gevoelens. Dus is dit een permanente eigenschap in verleden, heden en toekomst.
 
Selectie van het negatieve:
Succesvol functioneren in het onderwijs of de jeugdzorg wordt niet genoemd, de ene gemaakte fout daarin wel.
De ondervraagde heeft meerdere relaties, bij een ervan ging iets mis. Alleen deze wordt vermeld.
Van een ondervraagde die zestien jaar gehuwd is geweest worden de heterofiele gevoelens in het hele rapport niet genoemd, slechts de pedofiele gevoelens.
 
Negatieve uitvergroting: pedofiele gevoelens worden opgeblazen tot een gestoorde identiteit. Een asociale daad wordt uitvergroot tot een asociale persoonlijkheid. Wie genuanceerd spreekt, heeft een masker op. Wie een kinderlijke stem aanneemt bij het spelen met kinderen heeft een forse ontwikkelingsachterstand.

Verborgen agressie

Deze term duikt in diverse van de door mij bestudeerde rapportages op. De ondervraagde stelt zich zeer vreedzaam en beslist niet agressief op en zegt dat dit ook precies bij hem past; geweld zal hij altijd afzweren en nooit gebruiken - nooit gedaan ook.

In de rapportage wordt hij ‘subagressief’ genoemd, en vervolgens staat er dan dat 'achter dit vreedzame masker een forse verdrongen agressie schuilt', die 'in stressvolle omstandigheden volop naar boven kan komen'. Met andere woorden: de zo vreedzaam ogende persoon is eigenlijk heel gevaarlijk.

Kortom: laat men agressie zien, dan is dat niet best; laat men geen agressie zien, dan is het ook niet goed. Er wordt naar een stoornis toegeschreven, want Barbertje moet hangen.

Cognitieve stoornis

Van een van de ondervraagden wordt letterlijk gezegd dat het hier gaat om ‘een in alle opzichten normale man’. Zodra hij echter op de uitnodiging ingaat en vrijuit over zijn pedofiele gevoelens spreekt, zonder de daarbij verplichte schaamte en lijdensdruk, wordt hij als zo zwaar gestoord beschouwd dat een tbs met dwang de enig denkbare oplossing is.

Van een andere ondervraagde wordt eerst vermeld dat hij geen cognitieve stoornis heeft. Hij is helder, bewust, intelligent en zijn testscores zijn prima in orde. Dan vertelt de man desgevraagd wat zijn politieke opvattingen zijn. Vanaf dat moment krijgt hij het etiket ‘cognitieve stoornis’ opgeplakt. De officier van justitie pikt dit op en eist tbs met dwang.
De rechter ging hier gelukkig niet in mee.

Een andere ondervraagde heeft als kind seksuele contacten met een volwassene gehad en zegt dat hij deze als positief en gewenst beleefd heeft. Dit is zijn ervaring, waar nu juist naar gevraagd werd. Dit wordt hem echter aangerekend als een ‘verwrongen beeld van de werkelijkheid’, dus heeft hij een cognitieve stoornis.

Iemand vertelt openhartig dat een 14-jarige jongen bij een kampvuur op zijn schoot zat. Het rapport concludeert dat de ondervraagde ‘fantasie en feit niet kan onderscheiden’ en dus heeft hij een cognitieve stoornis. De ondervrager vindt dat iets niet hoort en dat het dus niet waar kan zijn.

Zo wordt er naar een stoornis toegeschreven, die dan vervolgens reden is om tbs met dwangbehandeling te eisen, ook bij de ‘in alle opzichten normale man’. Het staat er echt letterlijk.

Conclusie

In 23 van de 25 rapportages komen ernstige fouten zoals hierboven vermeld voor. En ik heb ze lang niet allemaal opgenoemd. Mijn conclusie is dat we hier niet te maken hebben met deskundig klinisch diagnostisch onderzoek, maar met moralistische en ideologische ondervraging, bedreven door politiek correcte stoelendansers, die zich geroepen voelen om te zorgen dat Barbertje zal hangen.

(2) De macht van de 'deskundigen'

Psychiaters en psychologen beïnvloeden de rechtsgang en dus het leven van verdachten in zedenzaken. Hoe werkt dat?

Frans Gieles, in: De Nieuwe Sekstant, NVSH, december 2006

De procedure

Tegenwoordig wordt in alle zedenzaken een gedragsdeskundig advies gevraagd. Wie hiermee instemt, krijgt naast de reclasseringsmedewerker een psycholoog en psychiater op bezoek. Men wordt gevraagd het eigen verhaal te vertellen over het eigen handelen. Doet men dit, dan wordt er stil geluisterd en opgeschreven.

Men schrikt enorm als men later het rapport en advies leest. Het eigen verhaal is afgekeurd als cognitieve dwaling, de verteller is gestoord verklaard en het ‘handelen op grond van motieven’ is veranderd in ‘gedrag veroorzaakt door factoren’. De kans op recidive wordt steevast hoog geschat, dus er wordt standaard behandeling geadviseerd. Het soort behandeling is ook standaard, namelijk die binnen het cognitief-gedragsmatige model, bij voorkeur in een gesloten setting.

De reclassering

Aan het advies van de psychiater en psycholoog wordt een advies van de reclassering toegevoegd.

De reclassering is verantwoordelijk voor het latere toezicht. Men acht zich dan ook verantwoordelijk voor eventuele recidive, men is althans bang daarvoor ter verantwoording geroepen te worden, dus neemt men het zekere voor het onzekere. In plaats van te “re-classeren” ofwel de verdachte te helpen weer in de maatschappij te leven, houdt men hem bij voorkeur zo lang mogelijk uit de maatschappij weg.

Vaak wordt al voor de rechtszitting een behandelplaats gezocht. Dit gebeurt door de reclassering en met behulp van het dossier waarover nog geen uitspraak is gedaan. Menig ambulant behandelingsinstituut neemt dan het dossier als feit aan, neemt de diagnose en de inschatting van het recidivegevaar voor waar aan, wil zijn handen niet branden en zegt “nee”. Ook hier wil men niet later verantwoordelijk gesteld worden voor recidive. Bij de zitting wordt dan ingebracht dat er geen ambulante behandeling mogelijk is, dus dat gesloten behandeling de enige mogelijkheid is.

De rechtszitting

Een advocaat mag geen getuigen oproepen, alleen de rechter en het OM mogen dit. De advocaat kan het hun alleen beleefd verzoeken.

In een van de zaken wilde een moeder van betrokken kinderen getuigen door een meer realistisch en meer positief beeld van de verdachte te geven. Zij was hiertoe al aanwezig. De rechtbank en het OM weigerden dit: zij hadden immers als een door deskundigen opgesteld beeld en dit was genoeg. In dezelfde zaak haalde een latere contra-expertise dat ‘deskundige’ beeld genadeloos onderuit.

Vaak worden de deskundigen opgeroepen om hun advies toe te lichten. Vooral dan blijkt hun macht. Zo’n getuigenverhoor kan heel wat langer dan een uur duren en volkomen over het hoofd van de verdachte heen gaan. Voor zover hij hiertoe al in staat zou zijn, heeft hij niets meer in te brengen: zijn verhaal is vervangen door de interpretatie van de deskundigen.

Ik heb een deskundige onder ede horen verklaren dat de kans op herhaling honderd procent is – iets wat principieel bij een mens onmogelijk is en wat wel heel erg afwijkt van de bekende statistische gegevens. Kent men deze gegevens niet?

Ook heb ik deskundigen onder ede ter plekke hun advies horen veranderen, in een geval van ‘geen tbs’ in “tbs met dwang’, een cruciaal verschil, zonder enig nader onderzoek, overleg of gedegen onderbouwing. Men beroept zich op ‘ervaring’ of zelfs ‘expertise’. Men is immers ‘deskundig, zeer deskundig’, om Bullens te citeren.

Over plaatjes

Een serie rechtszaken over kinderpornografie bracht merkwaardige zaken aan het licht. Het begint al bij de huiszoeking en het persbericht daarover. ‘De politie trof duizenden bestanden aan’, staat er dan in de krant. De krant vermeldt niet dat er nog geen van die bestanden is gezien, laat staan beoordeeld. Een beetje computer bevat uit zichzelf al enkele duizenden bestanden en iedereen heeft wel wat cd’s met muziek.

Dan worden de bestanden door de politie bekeken en beoordeeld, op grond van door het OM opgestelde criteria. Dat hier sprake is van willekeur, blijkt wel uit het feit dat een bepaalde film door de ene agent als illegaal in beslag werd genomen, terwijl een exacte kopie ervan door een andere agent als legaal werd teruggegeven.

Het wettelijke criterium is dat er ‘een seksuele handeling’ is afgebeeld. Dit heeft de wetgever bedoeld. Maar de instructies van het OM rekenen ook het aannemen van een pose en een ‘onnatuurlijke omgeving’ als seksuele handelingen, ook als de kinderen gekleed zijn.

Dan gaat men aantallen opgeven. Van een serie van tien of meer plaatjes waarvan er één illegaal wordt beschouwd, noteert men de gehele serie als illegaal. Dit scheelt dus al gauw een factor tien of meer in de opgegeven aantallen. Des te meer als men een gehele verzameling, cd of harde schijf als illegaal bestempelt omdat er illegale bestanden op staan. Zo komen die hoge aantallen in het nieuws.

Dan volgt de rechtszitting. Het blijkt gebruikelijk te zijn om, ongeacht het aantal verdachte bestanden, er vijf te beschrijven en desgevraagd te vertonen, zodat de rechter ze zelf kan zien. Voor het overige neemt men genoegen met de op ambtseed afgelegde verklaring dat ‘de rest van hetzelfde kaliber is’.

Zo kan men veroordeeld worden voor afbeeldingen die door geen rechter gezien zijn. Het is de politie en het OM die hier oordelen, terwijl Vrouwe Justitia haar blinddoek omhoudt. Protest van advocaten mocht hier niet baten. Het is immers de overtuiging van de rechter die doorslaggevend is; de rechter kan zich laten overtuigen door de op ambtseed uitgebrachte rapportage. Maar er speelt hier meer dan een juridisch steekspel. Het is beter te begrijpen als een ideologisch steekspel.

Narratieve dwang

Het verhaal van de verdachte over zijn handelen is afgekeurd en vervangen door het verhaal van de gedragsdeskundigen. Het eigen verhaal dient vervolgens veranderd te worden in het gewenste verhaal. Dit heet ‘behandeling’. Ik noem het ‘narratieve dwang’. (Narratio betekent ‘verhaal’.) Het is de dwang om voortaan het juiste verhaal te vertellen, dat van ‘dader en slachtoffer’ – niks ‘vriendschap’ of ‘liefde’, dat zijn denkfouten. In de fase van de diagnostiek begint dit conflict en deze herformulering van wat de verdachte vertelt.

Wat we hier zien is niet een klinische inschatting van de mate van geestelijke gezondheid, maar een ideologische inschatting van de mate van politieke correctheid. De inschatters volgen niet het klinische model maar het ideologische, overtuigd als zij zijn van hun eigen gelijk.

Rotsvaste overtuigingen

Het persoonlijkheidsonderzoek, de rapportage en de adviezen zijn gebaseerd op drie rotsvaste overtuigingen.

Een: ‘De recidive is altijd hoog’

Dit is niet waar. Het algemene gemiddelde percentage (recidive) ligt tegenwoordig tussen de 60 en 70 procent. Dat van zedendelinquenten ligt onder de 15 procent – indien behandeld tussen de 3 en 10 procent, dus een factor tien lager dan het algemene percentage. In de rechtszalen horen we echter steevast dat ‘het algemeen bekend is dat het recidivegevaar in dit soort gevallen erg hoog is’.

Leest men zijn vakliteratuur niet? Of men wil het gewoon niet weten omdat het niet past in de ideologie?

Twee: ‘Dit gevoel, pedofilie, is een ernstige stoornis’

Volgens de DSM (het internationale handboek voor psychische stoornissen) verwijzen alleen recente daden of obsessieve gevoelens waar men last van heeft naar een stoornis, niet gevoelens op zich. Gevoelens waar men geen last van heeft en waar men in de laatste zes maanden niets mee gedaan heeft, verwijzen niet naar een stoornis zegt de DSM.

Desondanks geldt tegenwoordig egosyntone pedofilie, dit wil zeggen dat men de gevoelens vindt passen bij de eigen persoon en er geen hinder van heeft, standaard als een zeer ernstige persoonlijkheidsstoornis, hoe psychisch gezond of normaal men verder ook is.

Ook hier zien we dus niet het klinische denken in termen van geestelijke gezondheid, maar het ideologische denken in termen van politieke correctheid in werking. In elke rechtszaak hoorden wij weer dat ‘meneer een ernstige stoornis heeft’.

Drie: ‘Er is altijd schade’

Ook dit is niet waar. Er kan schade zijn, maar naar gedegen onderzoek van Rind en zijn team: in vier procent van de gevallen blijvende schade, en wel bij meisjes in gevallen van afgedongen seksuele ervaringen, doorgaans door vaders. Vier procent is nog altijd vier te veel, maar bij mijn weten toch geen honderd.

Men verwart veelvuldig ‘negatief gevoel achteraf’ met ‘schade’. Dit is onjuist, weet elke verpleegster, arts, tandarts, wiskundedocent en ouder. Er zijn ook neutrale en positieve bevindingen achteraf. In elke rechtszaak horen we echter steevast dat ‘de schade ernstig en levenslang is’.

De onderliggende visie

Er zijn psychologen en psychiaters die de uiterst ingewikkelde dynamiek menselijke gevoel en gedrag onderzoeken, een dynamiek vol geheimzinnige vaak niet zichtbare en meetbare, maar sterk motiverende innerlijke krachten. Zo’n sterke kracht is bijvoorbeeld liefde, een door elk mens herkend begrip. Er zijn ook ‘gedragskundigen’ die het menselijk gedrag beschrijven aan de hand van slechts de meetbare factoren, prikkels en cognities, die men ziet als oorzaken van gedrag, dat dan dus ook te voorspellen en – vooral – te beheersen zijn.

Dit simpele cognitief-gedragsmatige model heeft momenteel zowel in de diagnostiek als in de behandeling het monopolie. Iets als liefde bestaat niet in dit model. Het is niet definieerbaar en niet meetbaar. Evenmin iets als altruïsme of vriendschap. Die bestaan niet, of slechts als denkfouten.

Dit model geldt uitsluitend voor de ondervraagde, de verdachte, of patiënt. Het geldt niet voor de onderzoekers en de behandelaars zelf. Zij zijn, uiteraard, wel handelende personen die rede en motieven hebben. Ja, ook gevoelens als liefde, vriendschap en altruïsme. Nee, zij maken geen denkfouten. De gedragswetenschappers en hulpverleners zien zichzelf in een geheel ander model dan hun cliënten.

Zelfkritisch nadenken

Zoals de onderzoekers en de behandelaars hun cliënten mogen vragen eens kritisch naar zichzelf en hun gedachten te kijken, zo mogen wij dat nu ook vragen aan de gedragswetenschappers. Een werkwijze waarin men met twee strijdige visies werkt, een voor zichzelf en een voor de cliënten, lijkt mij niet voldoende doordacht, niet wetenschappelijk. Eerder oogt het mij als een ideologie die om kritische herziening vraagt. De werkwijze berust op de genoemde rotsvaste overtuigingen die niet waar zijn en berust op een mensvisie die discutabel is omdat ze de mens reduceert tot een niet meer menselijk wezen.

 

Start