Een Verslag door
Dr Frans Gieles
Vertaald uit: Ipce Newsletter E15, March 2003.
Het december 2002
nummer van Archives of Sexual Behavior is een themanummer over pedofilie.
In dit artikel geef ik een verslag van deze discussie. Green's artikelRichard Green was dertig jaar geleden actief om homoseksualiteit van de DSM lijst van geestesziekten te krijgen. Zoals bekend, is homoseksualiteit inderdaad in het begin van de jaren zeventig van die lijst verwijderd. Nu bepleit hij om pedofilie van diezelfde lijst te schrappen. Green maakt (evenals het Rind team en ik doen) onderscheid tussen drie typen discussies ofwel discoursen:
Als toelichting geef ik mijn eigen voorbeelden: Het mag wettelijk toegestaan zijn
een oorlog te beginnen, naar mijn mening is dit moreel niet toegestaan, maar het
is ook weer niet een geestesziekte om dit te doen. Een pedofiel die zijn verlangens in daden omzet kan een wet overtreden, maar het is een andere discussie of dit moreel goed of slecht is, terwijl het weer een heel andere discussie is of dit blijk geeft van een psychische ziekte. Voorts: heeft iemand met pedofiele gevoelens die qua gedrag binnen alle wettelijke grenzen blijft, alleen al door die gevoelens een psychische ziekte? Nee, zegt Green. Green beging met het opsommen van transculturele argumenten. Intimiteit die generatiegrenzen overschrijdt is wereldwijd al zoveel eeuwen over zoveel culturen voorgekomen, dat men redelijkerwijs niet kan beweren dat al die mensen geestelijk ziek waren of zijn. Zij kunnen er hooguit verschillende gewoonten en ideeën op na hebben gehouden. Ook veel diersoorten, met name primaten, kennen dergelijke gebruiken. De volgende groep argumenten gaat over de kenmerken van mensen met pedofiele gevoelens. Hier stuiten we op een onderzoeksprobleem omdat het meeste onderzoek gedaan is onder steekproeven van mensen uit klinieken en gevangenissen, dus een eenzijdig en niet-representatief beeld geeft. Als men in zo'n steekproef problematische kenmerken vindt bij de mensen, dan kan de keuze van de steekproef of de situatie waar dezen mensen in verkeren deze heel goed opgeroepen hebben.
Green verwijst naar een onderzoek dat niet in een kliniek of gevangenis is gedaan:
Green citeert ook Howitt (1998) die tot dezelfde conclusie kwam: [Vgl Howitt, 1995]
Een volgend argument dat aantoont hoe normaal pedofiele gevoelens zijn zijn de percentages 'normale mensen' die zich tot kinderen blijken te voelen aangetrokken (rond de 20 tot 25%) en het percentage van hen die met een erectie reageert op 'pedofiele' beelden (meer dan 25%). Men kan redelijkerwijs niet beweren dat een kwart van de bevolking psychisch ziek is. De laatste groep argumenten verwijst naar het DSM zelf en wijst op de inconsequenties ervan:
Green concludeert tenslotte:
Gunter Schmidt's artikelSchmidt pleit ervoor een rationele discussie te voeren gebaseerd op feiten, en niet een die uitgaat van morele vooroordelen of emotionele verontwaardiging. Ook Schmidt maakt onderscheid tussen de verschillende typen discussie, ofwel discoursen, die hier gaande zijn.
Er zijn momenteel twee discoursen gaande over dit onderwerp:
In de moderne discours tussen vrije en voor intimiteit kiezende burgers zijn veel vormen van seksualiteit bevrijd van de oude conservatieve moraal; met ziet die vormen tegenwoordig als vrije keuzes van vrije burgers. Op pedofilie na dan.
Dan geeft Schmidt een voorbeeld. Hij schetst een situatie waarin een jongen en een man met een elektrische trein spelen. Er wordt gestreeld, de man wil verder gaan maar de jongen niet en de man stopt dan ook. Schmidt betoogt nu dat de jongen en de man 'verschillende agenda's hebben' ("are on different pages"), ofwel van verschillende scripts uitgaan, de situatie elk op een andere manier interpreteren. De jongen wil spelen, de man verlangt meer intimiteit. Er lijkt overeenstemming te zijn, maar die is er niet.
Schmidt vermeldt dan de onderzoeken van Kinsey en beschrijft de eigentijdse discussie over 'trauma of geen trauma'. Dit is een discussie met twee tegenover elkaar staande kampen. Om een meer rationele en wetenschappelijke discussie te bereiken stelt hij voor om twee zaken scherp in de gedachten te houden:
Schmidt citeert Kinsey en de onderzoeken van Rind e.a. om zijn tweede stelling te onderbouwen. De eerste stelling nu, die van het risico van een trauma, plaatst de pedofiel voor een dilemma.
De commentaren van andere auteursIk geef een kort overzicht waarin ik deze in eigen woorden samenvatFred Berlinis het in zoverre met de beide auteurs eens, dat hij meent dat men pedofielen wel moet behandelen, maar eerder moet respecteren dan verwerpen. Inderdaad, een kind loopt niet altijd een trauma op, dus moet men niet routinematig elk kind dat een seksuele ervaring heeft gehad gaan behandelen, net zo min als men iedereen met pedofiele gevoelens moet gaan behandelen. Wolfgang Berneris het er mee eens dat het normaal is om een erectie te krijgen bij een 'pedofiel' plaatje - hij noemt een percentage van 27,7% - maar voegt er aan toe dat dit niet direct hoeft te verwijzen naar een pedofiele seksuele oriëntatie. Zo'n oriëntatie is meer dan alleen een reactie van het lichaam. Vern Bulloughis het eens met de conclusie van Wilson & Cox (1983), dat mensen met pedofiele gevoelens normale mensen zijn die men niet mag demoniseren. Bepaalde handelingen mogen sociaal niet correct zijn, maar dat is nog niet hetzelfde als ziekelijk. Zolang deze mensen zich beperken tot fantasieën is er niets mee mis. En als dan bij sommige mensen het gedrag bijgestuurd moet worden, is dit een kwestie van heropvoeden en niet van het genezen van een ziekte. Alan Dixsonhoudt zijn commentaar simplistisch: pedofilie is een psychische stoornis: "bizar", "abnormaal". Punt uit klaar. Einde discussie. Julia Ericksengeeft eerst een uitstekende samenvatting van wat beide auteurs geschreven hebben. Het kan best zijn, zo zegt zij, dat intimiteit tussen mensen van verschillende generaties normaal werd gevonden in andere tijden en culturen - of nog wordt gevonden - maar wij leven nu eenmaal in onze tijd en cultuur. En juist die cultuur bepaalt iemands seksuele oriëntatie. Dus is een 'afwijkende' oriëntatie op zich nog geen ziekelijke afwijking maar een culturele. Om hierin inzicht te verwerven moet men dan ook niet naar de persoon kijken, maar naar de cultuur waarin deze leeft. Ericksen gelooft niet in het bestaan van een genetisch bepaalde, en dus vastliggende, seksuele oriëntatie. Dean Fazekasis het in zoverre met beide
auteurs eens dat hij vindt dat 'kinder-aanrander' of 'incestpleger' geen
diagnose kan zijn. Hij gelooft echter niet in de mogelijkheid van instemming.
Hij erkent wel dat niet alle pedofielen verkeerd bezig zijn. Richard Friedmankan er alleen wel mee instemmen dat men pedofielen niet mag demoniseren. Men moet hen wel in behandeling blijven nemen, onder andere om hun verkeerde - namelijk veel te romantische - manier van denken te corrigeren. George Gaitheris het met beide auteurs oneens. Wij hebben het DSM nodig, zo is zijn opmerkelijke argument, om onze behandelingen en ons onderzoek te kunnen voortzetten. Hij blijft een pedofiele seksuele oriëntatie zien als een stoornis die behandeld en veranderd moet worden. Hij is het ook niet eens met de APA waar deze stelt dat dit laatste, verandering van voorkeur, niet mogelijk is. Richard Krueger & Meg Kaplanzijn het ook met beide auteurs oneens. In andere tijden en culturen is pedofilie wel degelijk gezien als een stoornis. Zij vergelijke pedofilie met drugsverslaving en opperen dat men pedofilie beter als een ziekte kan zien dan als een immorele daad. Voor immorele daden is er alleen de gevangenis, maar voor een ziekte is behandeling mogelijk. Dus, laten we DSM handhaven en zo behandeling mogelijk blijven maken. Alleen dan kun je het verschijnsel ook gaan begrijpen. Ron Langevinpleit wel voor herziening van de omschrijving van pedofilie in DSM, maar niet voor verwijdering ervan. OK, zegt hij, laat andere culturen er hun eigen kijk op hebben, wij hebben de onze. Hij bespeurt fouten in de onderzoeken waar Green zich op baseert en hij weigert een erectie te zien als teken van een seksuele oriëntatie. Michael Minerzegt ook dat we nu eenmaal niet in Polynesië leven, maar in onze eigen tijd en cultuur. Net zoals onze cultuur dat doet, ziet Miner pedofilie als een stoornis, namelijk vanwege de gevolgen van pedofiele daden: deze beschadigen het kind en bezorgen de dader schaamte, sociaal isolement en gevangenschap. De stoornis bestaat niet uit een afwijkende seksuele oriëntatie op zich, maar uit een gebrek aan zelfbeheersing, net zoals men deze ziet in ziekelijk gokken of ziekelijk gebruik van alcohol of drugs. Charles Moseris het helemaal met Green eens. Geen enkele parafilie hoort volgens hem thuis op een lijst van stoornissen. Een seksueel verlangen kan nooit een stoornis zijn. Seksualiteit wordt geregisseerd door de cultuur, niet door ziekten. Emil Ng,uit China, laat in zijn stijl van schrijven zien hoe beleefd men daar is, maar ook hoeveel nuance de Chinese cultuur kent. Heel beleefd en gedetailleerd geeft hij een transcultureel overzicht van hoe men daar tegen dit verschijnsel aankijkt. Al doende plaatst hij de benauwde Westerse blik in een breder perspectief. De Chinese literatuur kent geen enkele beschrijving van enige psychische of medische diagnose van pedofilie of homoseksualiteit. De Chinese traditie en literatuur echter kent volop romances tussen kinderen onderling of tussen volwassenen en kinderen. Traditioneel trad men in China ook vrij jong in het huwelijk. Intussen is zijn kritiek op het Westerse denken en doen behoorlijk scherp. De hele Westerse discussie over instemming en trauma's noemt hij "hypocriet". Alleen als het om seks gaat maken volwassenen zich druk om instemming en trauma's, in alle andere kwesties doen zij dit helemaal niet. Van de vroege kinderdoop tot het behalen van het laatste diploma maken zij zich daar helemaal niet druk over.
Paul Okamiis het helemaal eens met Green. Met Schmidt is hij het in zoverre eens dat
Verder verschilt hij van mening met Schmidt, maar juist in omgekeerde zin als de andere commentatoren dit doen. In het bijzonder is hij het niet eens met de vooronderstelling van Schmidt dat er altijd machtsongelijkheid is in contacten tussen kinderen en volwassenen.
Okami biedt dan ook een heel andere interpretatie aan van het voorbeeld van Schmidt waarin met treintjes gespeeld wordt en intimiteit bedreven wordt. Hij vindt de hele argumentatie van Schmidt gebaseerd op lucht ("straw man arguments"). Robert Prentkyis het met Green eens en geeft ook kritiek op de DSM lijst. Als voorbeelden noemt hij Lewis Carroll, de schrijver van Alice in Wonderland, en James Barrie, de schrijver van Peter Pan. Geestelijk gestoorde mensen? Zeker niet! Als er dan een criterium moet zijn voor wat geestelijk ziek is, dan zou dit moeten zijn: zelfbeheersing of een gebrek daaraan. Bruce Rindkan zich vinden in de morele stellingname van Green, maar niet in die van Schmidt. Ook Rind wijst op het altijd dynamische karakter van machtsverhoudingen en is het er niet mee eens dat er altijd sprake zou zijn van machtsongelijkheid tussen volwassenen en kinderen.
Michael Setoziet pedofilie als een stoornis, maar het DSM heeft deze niet correct gedefinieerd. Men zou gedrag nooit als een stoornis moeten beschrijven. Men zou pedofilie zo moeten definiëren dat het alleen een seksueel verlangen betreft, en wel uitsluitend een naar seksuele omgang met prepubers. Robert Spitzer & Jerome Wakefieldgeven kritiek op Green. Zij stemmen er mee in dat niet alle pedofiele handelingen op een geestelijke stoornis wijzen; alleen sommige handelingen doen dit. Maar zij missen duidelijke definities in Green's argumentatie. Duidelijke definities zouden het verschil moeten aangeven tussen wat normaal is en wat een stoornis is. Kenneth Zucker,die als de uitgever van het blad
het themanummer heeft geopend, komt nu, vanwege de "Z" in zijn naam,
als laatste commentator aan het woord. Hij geeft de geschiedenis van het hele DSM
nog eens weer vanaf 1973, het jaar dat homoseksualiteit van de lijst geschrapt
werd. Een kort commentaar van de verslaggeverDiverse van de
commentaren verwerpen het transculturele argument. Zij zeggen: "Wij leven
nu eenmaal niet in Polynesië" of woorden van gelijke strekking. De twee auteurs reagerenGreenbegint met de transculturele argumentatie:
Green gaat nauwkeurig argument voor argument langs, hetgeen voor dit verslag te ver zou voeren. Een kwestie die voortdurend terugkomt is die van eventuele schade. Enkele commentatoren zeiden: 'omdat er altijd schade is, is er altijd sprake van een stoornis'. In antwoord op Spitzer & Wakefield, herhaalt Green zijn eigen woorden nog eens:
In antwoord op Berlin's commentaar stelt hij:
In antwoord op verschillende commentatoren die Green's nuancering hebben overgenomen dat schade niet altijd aanwezig hoeft te zijn en dat er massa's pedofielen zijn die het bij fantaseren houden, stelt hij kort en krachtig:
Hetzelfde zegt hij nog eens in andere woorden, hierbij ingaand op de transculturele argumentatie:
Schmidterkent in zijn reactie dat de macht in een een-op-een verhouding altijd instabiel en dynamisch is en altijd meerdere dimensies kent. Hij verwijst naar de commentaren van Ng, Okami en Rind, die
Voor Schmidt is dit de centrale vraag. Hij is niet overtuigd door Rind's vijf gevallen; hij ziet deze als "uitzonderingen op de regel" en om een algemene conclusie te trekken uit deze vijf gevallen vindt "adembenemend simplistisch en naïef". Schmidt kan zich vinden in de commentatoren die het bestaan van transculturele varianten als argument verwerpen. "Het volk van Sambia kan ons hier niet verder brengen." De transculturele argumentatie zelf kan hij dus niet delen, maar hij spreekt wel zijn waardering uit voor de bijdragen daaraan:
De verslaggever kijkt nog even terugHet was een goed
initiatief om dit themanummer uit te brengen. Een doorbraak ik
het denken? De hoofdpunten waar het debat om draait waren - en blijven dus:
|