Pedofilie - Mini-colleges
 

[ < Vorige ]   [ Start ]   [ Omhoog ]   [ Volgende > ]

Mini-college # 08, augustus 2018: Deel 2: ‘Ken uw klassieken’

Inleiding

Tot nu toe bespraken we de vraag ‘Wat is pedofilie (niet)?’ Dit was deel 1 van deze serie. Dit deel is afgesloten met een colloquium, een mondelinge samenspraak over dit onderwerp, waarvan het verslag is weergegeven als college 07, juli 2018.

Nu deel 2: ‘Ken uw klassieken’. Dit zijn schrijvers die hierover geschreven hebben en die invloed hebben gehad, en nog hebben, op het denken hierover. Deze zijn bij de jongere generatie lang niet altijd bekend. Toch mag je er best iets van weten – en lezen!

Inhoudelijk is er onderscheid te maken tussen ‘voorstanders’ van de gedachte van vrijheid en respect voor het pedofiele gevoel, soms ook van de pedoseksuele daad, zij het met ethische beperkingen en regels, en de ‘tegenstanders’ hiervan. Beiden komen hier in de komende maanden aan bod.

We horen tegenwoordig nogal eens klagelijk spreken over ‘de tijdgeest’, die zou zijn omgeslagen. Dit klopt. Deze omslag is begonnen rond 1980 in de V.S. en heeft zich daarna ‘dus’ voortgezet, vanaf medio de jaren ’80 ook in Nederland. ‘Voorstanders’ kregen toen forse ‘tegenstand’, waarvan hier vooral Edward Brongersma en Theo Sandfort de nogal schrijnende voorbeelden zijn.

We duiken er in, te beginnen met enkele ‘voorstanders’ in Nederland: Bernard, Brongersma, Sandfort en Van Naerssen. De bespreking hiervan is noodgedwongen kort en sterk samenvattend. Verder lezen wordt dus aanbevolen.

Dr Frits Bernard

Deze is hier al genoemd, alsook zijn meest bekende boek, namelijk in
< http://www.helping-people.info/mini_colleges/mini-college_06.html >, met een bespreking van zijn hand van zijn boek op
< < http://www.tegenwicht.org/40_kleine_seksuologie/97_2_ped_psych.htm >.

De crux hiervan is dat hij met behulp van vragenlijsten de psyche onderzocht van de bezoekers van het eerste congres van de NVSH Landelijke Werkgroep Pedofilie in 1974. Hij vond hierbij wel meer psychische problemen dan het landelijk gemiddelde, bij een derde om precies te zijn - dus bij twee derde niet! - en hij wijt dit aan de stress waarin de mens met pedofiele gevoelens in de toenmalige samenleving terecht kwam; als reactief dus, niet als oorzakelijk. Hierbij dient opgemerkt te worden dat zijn steekproef, de congresbezoekers, dus mensen die zich hun gevoel bewust waren er hiervoor uit durfden te komen, een selectieve steekproef is, dus geen aselectieve, dus dat je de resultaten niet direct toepasbaar mag verklaren op alle mensen met die gevoelens. Wel mag zo'n onderzoek leiden tot een zinvolle hypothese, ter nader onderzoek. De hypothese is dan dat

"we hier te maken hebben met mensen die eenvoudig uit hoofde van pedofiel-zijn in een toestand van bewuste of onbewuste chronische stress leven, en dat dit tot overspanning kan leiden."

Frits is geboren op 28 augustus 1920 en gestorven op 23 mei 2006. Hij stond aan de wieg van de hierboven genoemde werkgroep en haar congres in 1974. Wonend in Rotterdam, was hij mede-oprichter en trouw lid van de plaatselijke werkgroep Pedofilie van de RVSH, de Rotterdamse tak van de NVSH.

Frits stond bekend als een geleerd, actief, wijs en beminnelijk mens. Hij was psycholoog-seksuoloog/criminoloog en als zodanig hulpverlener van zeer velen. Hij heeft gewerkt in verschillende landen, waaronder Pakistan en Spanje. Hij sprak vloeiend meerdere talen en publiceerde ook in een veelheid van talen. Hij bleef tot in lengte van jaren actief en was ook in Duitsland nauw betrokken bij de Arbeitsgemeinschaft Humane Seksualität. Zijn bekendheid was wereldwijd en hij trad in meerdere landen op in congressen en op de televisie.

Toen in de erfenis van wijlen Edward Brongersma en diens stichting materiaal werd aangetroffen dat ooit legaal was maar door de wetsveranderingen later illegaal werd verklaard, kwam ‘een anti-pedo strijdster’ op het idee, dat er "dus" ook bij de Bernard Stichting wel dergelijk materiaal "moest" zijn. Zij gaf deze gedachte door aan de pers, die er gretig op inhaakte, waarna het OM meende toch een onderzoek te moeten doen. Dit duurde erg lang en in die tijd hield Frits zich even op low profile. Geen van de media heeft vermeld dat er niets illegaals bij hem is aangetroffen. De Dr Bernard Stichting, die zijn erfenis aan boeken nu beheert, kan gerust zijn.

Het boek zelf staat in het Engels hier:
< https://www.ipce.info/booksreborn/bernard/factual.htm >.
Een indrukwekkende lijst van zijn publicaties staat op
< http://www.ipce.info/booksreborn/bernard/publications.htm >.

Dr Frits Bernard schreef heel trouw een stukje in het blad "Info" van de RVSH, de Rotterdamse Vereniging voor Seksuele Hervorming, de plaatselijke variant van de landelijke NVSH. Over varianten, steeds, tegen vooroordelen, altijd, van 1996 t/m 2003. Tezamen vormen deze stukken "Een kleine seksuologie". Deze is, nog voor zijn dood (door mij) gepubliceerd op < http://www.tegenwicht.org/40_kleine_seksuologie/40_inhoud.htm >. We kunnen hier niet anders doen dan daarnaar verwijzen.

Slechts één citaat moge hier volstaan
(uit < http://www.tegenwicht.org/40_kleine_seksuologie/96_4_gevecht.htm >:

"Vooral begin jaren zeventig werd veel interessant sexuologisch onderzoek verricht, o.a. naar hoe de jongere de contacten kan beleven. De publicaties daarover zijn tegenwoordig op de achtergrond geraakt."

Hierbij verwijst Frits dus naar 'de omslag' in de jaren tachtig. Ook noemt hij onze plicht:

"Deskundigen hebben echter de plicht zich op de hoogte te stellen van de resultaten van al het beschikbare wetenschappelijk onderzoek."

Anders gezegd: Ken uw klassieken!

Dr Edward Brongersma

Een tijdgenoot van Frits Bernard, met hem ook bevriend, maar een heel ander type mens met een andere opleiding en een ander oeuvre. Edward was jurist, criminoloog en politicus, senator voor de PvdA, van 1946 tot 1950 en van 1963 tot 1977. Zelf ooit, in 1950 - na arrest, het Pieter Baan Centrum en de gevangenis kwam hij vrij op 3 mei 1951 - veroordeeld voor seks met een 17-jarige, toen verboden, heeft hij zich ingezet voor het veranderen van de wet, wat hem in 1971 inderdaad gelukt is. In 1975 werd hij Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.

Edward werd geboren op 31 augustus 1911, hij stierf op 22 april 1998, somber en eenzaam ... met behulp van euthanasie, waarvoor de arts later schuldig werd verklaard. Hij kon de ontluistering van het verblijf in een ziekenhuis niet langer dragen. Al even erg was de ontluistering vanwege het feit dat hij voordien uit zijn villa in Overveen heeft moeten vluchten vanwege aanvallen van buitenaf, stenen door de ruiten en al zo meer. Hij moest beveiliging inhuren voor huis en archief.

Edward was een beminnelijke ‘Heer van Stand', wonend in een villa, met een aantrekkelijke ‘jonge vriend’, zijn bediende en secretaris die de thee serveerde. Hij ontving veel bezoek, ook ik ben er enkele malen geweest, en ik sprak hem op diverse bijeenkomsten. Hij had een enorm archief: honderden brieven van mensen die hem vertelden over hun vriendschappen met jongens, plus een groot archief aan tijdschriften, boeken en zo meer - en enkele miljoenen aan geld. Ter behoud en beheer hiervan richtte hij de Dr Edward Brongersma Stichting op.

Na zijn dood ging de ontluistering door. Het bestuur van de stichting, drie personen, kreeg onderling ruzie en viel uiteen. Een probleem voor het bestuur was dat het archief nogal wat toen vermoedelijk illegale afbeeldingen bevatte. Wat te doen? Hoe dan ook belandde het hele archief, ook zijn agenda en zijn dagboeken, bij het OM, dat het door de politie liet onderzoeken. Ik zie nog de beelden op de tv voor mij met de grote rij blauwe ordners. "Daar zitten mijn brieven dan ook bij" bedacht ik.

Uiteindelijk belandde het wel legale deel van het archief, de vele brieven, bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en werd de stichting omgevormd tot het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Seksualiteit. Dit fonds subsidieert o.a. onderzoek naar de seksuele ontwikkeling van jongeren, geheel naar de wens van de overledene. Vanuit dit Instituut werd ik later opgebeld met de vraag of zij de geschriften, mijn verhalen, die ik had opgestuurd onder mijn naam mochten catalogiseren en opbergen, toegankelijk voor onderzoekers.

Zijn voornaamste boek is "Jongensliefde; Seks en erotiek tussen jongens en mannen", SUA, Amsterdam. Het bestaat uit twee delen:

  • Deel 1: De partners - Beschouwing over seks en erotiek tussen jongens en mannen in historisch en antropologisch perspectief; 1987
  • Deel 2: Schaduwzijden, bevrijding, erotiek - Positieve visie op pedofilie en met name pedoseksualiteit, waarbij afgerekend wordt met de bestaande vooroordelen en de negatieve gevolgen van seksuele onderdrukking bij de jeugd worden besproken; 1993.

Het boek is ook antiquarisch niet meer verkrijgbaar, wel is het in bibliotheken op te vragen en te lezen.
Wel is de Engelstalige versie nog te lezen op Ipce:

  • < https://www.ipce.info/booksreborn/brong_1.pdf > en
  • < https://www.ipce.info/booksreborn/brong_2.pdf >.

    Het boek is een onderzoek, door de auteur beperkt tot de liefde tussen mannen en jongens, aan de hand van een zeer indrukwekkende literatuurlijst en van de vele verhalen die hij per brief, uit de gehele wereld en in allerlei talen, mocht ontvangen hierover. Niet een onderzoek dus met vragenlijsten, aselecte steekproeven, hypothesen en zo meer, maar wel empirisch: een narratief onderzoek, in feite een pleidooi voor de genoemde vriendschappen, met nadruk op het lichamelijke aspect van deze vriendschappen. Hierover merkt hij op dat

    "... deze nadruk op het lichamelijke feitelijk niet in overeenstemming is met de diepste gevoelens van veel van de mannen aan wie dit boek is gewijd." (deel 1, blz 9)

    Hij gelooft niet in de schadelijke werking van die lichamelijke contacten - in deel 2 weerlegt hij die juist - wel in die van het onderdrukken van seksualiteit:

    "Kunnen we ... werkelijk beweren dat dit gevoel, 'iemand houdt van me', het kind zal beschadigen, traumatiseren? De literatuur over criminaliteit en geestelijke storingen staat bol van verhalen over opgroeiende jongeren en volwassenen die in hun jeugd gespeend bleven van die ervaring 'iemand houdt van me'." (deel 1, blz 29)

    Hij maakt een onderscheid tussen "echte pedofielen" en "pseudo-pedofielen". De eersten houden echt van jongens en hechten zich aan hen, de tweeden doen dit niet.

    Wie zijn dan die jongensminnaars?

    "... men kan bij hen - precies zoals overal elders - alle denkbare slechtigheden aantreffen, evenals de hoogste menselijke deugden. " (deel 1, blz 77)
    "Omdat jongensminnaars doodgewone mannen zijn, vinden we hen in alle leeftijdsgroepen en in alle klassen van de maatschappij." (idem, blz 78)

    Het onderzoek moet zich niet op de eigenschappen van deze mensen richten, maar

    "moet zich beperken tot wat eigen is aan hun bijzondere situatie." [.. ...] Deze "legt een loodzware psychische en emotionele last op de hele groep." (ibidem) [...] Geweld gebruiken ze zelden. Het plezier van de jongen is voor de man belangrijker dan zijn eigen orgasme.” (blz 79 en 83).

    Nu kunnen we hier niet het gehele boek citaatsgewijs bespreken. Ik licht er een passage uit: "Verklaringen voor jongensliefde", aansluitend dus aan wat we in eerdere colleges al bespraken. De passage is naar verwachting binnenkort te lezen op < http://www.jorisoost.nl/ >, klik daar op “Nieuw”, rechts bovenaan. Hieruit geef ik hier slechts enkele citaten weer: deel 1, blz 87 ev.

    Eerst geeft Brongersma enkele auteurs weer met steeds wisselende mogelijke verklaringen. Dan schrijft hij:

    “Volkomen belachelijk is het om pedofilie te verklaren als gevolg van angst voor een volwassen partner. [… …] Positieve liefde kan nooit geboren worden uit angst, en het is nu juist een het overheersen van een positieve liefde dat een man tot jongensminnar bestempelt.”

    Weer volgt een reeks auteurs met een reeks mogelijke verklaringen. Zelfs Oedipus (het complex) passeert de revue. Dan:

    “De lezer zou werkelijk onder de indruk komen van al die zelfverzekerde verhalen over het leven en de persoonlijkheid van jongensminnaars! Ik ken ze, velen van hen, en ik kan enkel verklaren dat ik gene enkel verband zie tussen al die theorieën en de werkelijkheid van de mensen die ze verondersteld worden te ‘verklaren’. Jongensliefde blijft dus een mysterie, tenminste wat de oorsprong ervan betreft, juist zoals het een mysterie is hoe iemand van vrouwen gaat houden of van mannen.”
    “Het is ongetwijfeld een heel boeiend vraagstuk voor de geleerden, maar vrij onbelangrijk voor het individu. Iedereen heeft immers het gevoel dat zijn eigen seksuele instelling voor hemzelf natuurlijk is. […] Zelfs als de neiging niet aangeboren doch later verworven zou zijn, dan is die al vastgelegd eer 6 een kind vier of vijf jaar oud is, en dit is een onbewust proces. Wanneer de neiging bewust wordt, is die al een hele tijd aanwezig en tevens onveranderlijk geworden, ‘ongeneeslijk’, dat wil zeggen niet vatbaar voor ‘behandeling’.”

    Vervolgens toont Brongersma de onbetrouwbaarheid van het meeste onderzoek aan. Dit maakt, kort gezegd, geen onderscheid tussen ‘pedofilie’ en ‘pseudopedofilie’ en onderzoekt vooral ‘ontuchtplegers’, waaronder er, zoals hij al schreef en wij nu ook weten, “maar een heel klein percentage echte pedofielen schuilt.” Weer volgen een groot aantal auteurs en hun geschriften. Dan:

    “De voorstelling die bij het publiek over de seksuele psychopaat leeft vertoont geen enkele gelijkenis met de werkelijkheid.”
    […]
    “Wanneer ik daarnaast het beeld leg van bijna vijfhonderd praktiserende jongensminnaars die ik min of meer goed heb leren kennen en met wie ik in briefwisseling sta, dan zie ik voor me: […]

    Er volgen zeven regels met beroepen, van geestelijken t/m architecten, gevolgd door regels lang meerdere malen “sommigen …, anderen …”.

    “De tegenstelling tussen de werkelijkheid en de zotte voorstelling in de vakliteratuur met al haar pretenties van deskundigheid zou men met een schaterlach kunnen afdoen, ware het niet dat zij de bron is geweest van een massa ellende, onrecht, onzedelijkheid en schande.” […] “Het gedegen onderzoek van nieuwere datum komt tot heel andere conclusies.”

    Hiervan volgt dan een reeks voorbeelden, met de waarschuwing dat de steekproeven in deze onderzoeken weliswaar betrouwbaar zijn, maar doorgaans niet aselectief, dus dat men hier gaan algemene bevindingen uit mag concluderen. Dit geldt ook voor het onderzoek van Frits Bernard, hierboven vermeld.

    “… ‘de’ pedofiel bestaat niet, evenmin trouwens als ‘de’ heterofiel en ‘de’ homofiel. […] Voor de betrokken persoon zelf is het natuurlijk uiterst belangrijk wat het voorwerp van zijn seksuele begeerte is en in welke richting dit verlangen gaat, maar zolang zijn verlangen naar een ander menselijk wezen uitgaat, zijn het niet het geslacht en de leeftijd van dat wezen, die de persoonlijkheid van de minnaar bepalen. […] Zij bezitten geen wezenlijk kenmerkende hoedanigheden waarin zij zich onderscheiden van de mensen om hen heen.”

    Dr Theo Sandfort

    Geboren in 1953 en nu nog in leven. Hij werkte en promoveerde bij de Universiteit van Utrecht. Zijn proefschrift, “De ervaringswereld van kinderen in pedofiele relaties” verscheen niet in een handelsuitgave. Wel zijn hierop gebaseerde boek

    • “Het seksuele aspekt van pedofiele relaties, Ervaringen van Jongens”, 1981, Sociologisch Instituut, Universiteit van Utrecht; in 1987 vertaald als
    • “Boys on their contacts with men: a study of sexually expressed friendships, Elmhurst, NY: Global Academic Publishers (1987), te lezen op < https://www.ipce.info/host/sandfort_87/index.htm > en, korter, besproken in
    • “Sex in Pedophiliac Relationships: An Empirical Investigation Among a Non-representative Group of Boys; The Journal of Sex Research Vol. 20, No.2, pp. 123-142 May, 1984, te lezen op < https://www.ipce.info/ipceweb/Library/sandfort_84.htm >

    In 1984 verscheen nog “Om het fijne gevoel; groepsopvoeders over erotiek in de omgang met kinderen; Anthos, Baarn (waarin hij mijn artikel van 1983 nog citeert). In 1988 verscheen nog: Het belang van de ervaring; over seksuele contacten in de vroege jeugdjaren en seksueel gedrag en beleven op latere leeftijd; Universiteit Utrecht, ook bedoeld als ‘doe nou gewoon empirisch onderzoek naar de realiteit, in plaats van iets vooraf al moreel te veroordelen.’

    Voor zijn proefschrift en zijn boek onderzocht hij 25 jongens tussen de 10 en 16 jaar die een seksuele relatie hadden met een volwassen man. Hij rekruteerde zijn gesprekspartners uit leden van de twaalf toenmalige Werkgroepen Pedofilie in Nederland – dus selectief, niet aselectief. Hij wilde aantonen dat er ook goede relaties bestonden, in plaats van alleen maar misbruik, wat toen al algemeen werd aangenomen.

    Dit is hem gelukt. Ik citeer, vertalend:

    De meeste jongens hebben deze ervaring vooral als positief ervaren. Er werd geen negatieve invloed ervan vermeld op hun welzijn, noch ook misbruik van overwicht of macht ervaren. Zij voelden zich subject, persoon, wiens wensen serieus werden genomen. De jongens spraken er vooral in positieve bewoordingen over. Waar negatieve woorden vielen, slechts zelden, sloegen die op de reacties van buiten op het contact. De jongens zeiden zich vrij te hebben gevoeld. Van de 25 contacten waren 7 ouders op de hoogte van het seksuele aspect, dat zij goeddeels ook accepteerden. De andere 18 ouders accepteerden de relatie; de moeders overigens relatief meer dan de vaders.

    We mogen dus concluderen dat er seksuele contacten tussen kinderen en volwassenen bestaan, die vooral positief worden ervaren en die geen negatieve invloed hadden op hun welzijn en hun ontwikkeling. Geen der kinderen rapporteerde gebruik van macht en overwicht in de relatie, nee, zij voelden zich vrij.

    Het gevolg was dramatisch. De halve wereld rolde over hem heen met uitspraken, kort samen te vatten als ‘Een nep-onderzoek! Natuurlijk (!) hebben deze mannen de jongens gedwongen om zich positief uit te spreken!’ De jongens werden eenvoudigweg niet geloofd, de onderzoeker ook niet. ‘Zelfs als het al waar zou zijn, dan nog deugt het moreel niet’.

    Oordeelt u zelf: drie van de interviews staan hier:
    < https://www.ipce.info/host/sandfort_87/Appendix.htm#2. >.

    Theo mocht van zijn baas, de Universiteit, zich niet meer bemoeien met dit onderwerp. Hij verhuisde naar de VS en hield zich daar bezig naar onderzoek van homoseksualiteit.

    Typerend voor wat er gebeurde is te zien in een dubbel-interview:

    Kort samengevat: Worden kinderen altijd getraumatiseerd door pedofielen?

    • Sandfort spreekt als onderzoeker en zegt “Nee”.
    • Finkelhor neemt een moreel standpunt in en zegt “Ja’.

    Hier zien we precies het kantelpunt, de omslag, waarin, zoals we nog zullen zien, David Finkelhor een grote rol heeft gespeeld.

    Lex van Naerssen

    Lex is overleden op 17 mei 2016. Hij was psycholoog, behandelaar en emeritus hoogleraar klinische psychologie in Utrecht. Hij stond bekend om zijn therapeutische kwaliteiten, ook in het opzetten en vormgeven van groepstherapieën/counseling voor pedofielen en pedoseksuelen volgens “de autobiografische methode”. Hierover schreef hij:

    • Man-Boy Lovers: Assessment, Counseling, and Psychotherapy in Journal of Homosexuality 20 - 1/2, 1990, te lezen op < https://www.ipce.info/library_3/files/v_nae_90.htm >.

    Hierin brengt hij verslag uit van de behandeling van 36 mannen die zich tot jongens voelden aangetrokken. Voor deze mensen waren deze gevoelens verwarrend. Bij een deel van hen lukte het Lex om tot zelfacceptatie te komen.

    Zijn bekendste boek is: Labyrint zonder muren; Analyse van het seksueel verlangen; Veen 1989.
    In 1986 schreef hij: Pedofilie en hulpverlening. In M. Moors-Mommers (Ed), Handboek Seksuele Hulpverlening. Deventer: Van Loghum Slaterus.

    Samen met Gertjan van Zessen schreef hij in 1990:

    De schrijvers verzetten zich tegen de alom gebruikelijke methodiek van de ‘daderbehandeling’, gebaseerd op gedragstherapie en het uitdoven van de hier bedoeld gevoelens, zonder oog te hebben voor de betekenisgeving van de mens zelf aan deze gevoelens. In plaats daarvan vragen zij de mensen hun persoonlijke levensverhaal te vertellen, wat die gevoelens voor hen betekend hebben en hoe zij daar mee omgingen – en hoe dit misschien beter en met minder problemen zou kunnen.

    Hierover werd verder gesproken, ook in kleine groepen, waarbij de communicatie expliciet geleid werd, zodanig dat de mensen elkaar konden gaan helpen en steunen. Het artikel brengt hiervan verslag uit en meldt dat dit goeddeels ook is gelukt. Deze methode werd daarna een basis voor de toen nog bestaande zelfhelpgroepen in Nederland, het meest expliciet door de laatste bestaande groep JON, later meervoud: de JORis-groepen, beschreven op
    < http://www.jorisoost.nl/ >.

    Sandfort, Brongersma & Van Naerssen …

    … treden gezamenlijk op in:

    • Man-Boy Relationships: Different Concepts for a Diversity of Phenomena; Journal of Homosexuality Volume 20, 1/2, 1990; Male Intergenerational Intimacy. Het is een heel boek geworden van 325 pagina’s, met als ondertitel “Historical, Socio-Psychological and Legal Perspectives; Harrington, New York & London 1990.

    Intieme en seksuele relaties tussen mannen en jongens worden in het huidige Westen alleen gezien als afwijkend, immoreel en schadelijk. Dit heeft de blik van de wetenschap vernauwd. Men kijkt niet meer objectief. Men ziet niet dat deze relaties ook goed kunnen zijn, wederzijds en liefdevol. Dit willen we in dit themanummer van verschillende kanten belichten en bespreken. Het verschijnsel is tenslotte van alle tijden.
    In de VS is ‘pedofilie’ alleen maar een afwijking of stoornis; men kijkt dan alleen naar de man. In Nederland kijkt men er liberaler en toleranter tegenaan; men kijkt eerder naar de situatie en de eigen beleving. Dit is een betere benadering, vinden wij. Daarna beschrijven zij de verschillende artikelen die die benadering ondersteunen.

    Hun inleiding is hier te lezen:
    < https://www.ipce.info/library_3/files/sbn90.htm >.
    Hierin staan links naar enkele van de artikelen.

    Voorlopig dus nog wel genoeg te lezen …

    Dit is dan ook ‘het huiswerk’: klik de links hierboven eens aan, ga aan het lezen – en dwaal eens rond op de websites waarop die staan, zoals

    [ < Vorige ]   [ Start ]   [ Omhoog ]   [ Volgende > ]